Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
TAALVARIATIE (tweetaligheid (vormen) (leensamenstellingen (Een combinatie…
TAALVARIATIE
-
-
linguïstische context
registers
taalgebruik dat bij een groep sprekers en een specifieke situatie hoort. (eigen terminologie en jargon)
-
Stijlen
De manier van praten die passend is in een bepaalde situatie (thuis, vrienden, werk, formele gelegenheden, etc.)
hypercorrectie
Vervangen van ‘platte’ woorden door een onjuiste standaardachtige vorm. Bijv.: beeldhouder, geef mij de zuiker eens aan
taalattitudes
De houding die sprekers hebben ten opzichte van hun taal. Gebaseerd op de sociale betekenis van taalvormen.
Russisch is droevig, Italiaans romantisch, etc., maar ook in de dialecten gaat dit op.
Situationele factoren
De situatie waarin wordt gekozen voor een bepaalde linguïstische variabele.
(waar gebruik je welke manier van spreken)
verborgen prestige
Niet-standaard-varianten hebben een verborgen prestige (plat praten omdat het tof klinkt, zingen in je streektaal, dictee in dialect)
overeenkomsten in talen
typologisch
-
-
klankwetten
Systematische overeenkomsten tussen talen, die vastgelegd zijn door taalwetenschappers
-
areaal
overeenkomsten als gevolg van het naar elkaar toegroeien van talen bij langdurige en intensieve tweetaligheid in een bepaald gebied
Sprachbund
Talen die een areale overeenkomst hebben gekregen (balkan, baltische staten)
-
-
taalkundige variaties
-
-
-
Semantische variatie
Het tegenovergestelde van lexicale variatie: hetzelfde woord wordt in verschillende taalvariëteiten gebruikt om naar iets anders te verwijzen.
Bijv.: West Fries: kreuken betekent: kreuken, maar kan ook zijn: netjes opvouwen.
-
Pragmatische variatie
De gepastheid van de vorm van taalgebruik afhankelijk van de situatie.
Bijv. telefoon aannemen: “u spreekt met Charles faes” vs. “Hallo?”
taalveranderingen
-
Lexicale verandering
Andere woorden gebruiken voor een begrip, in de loop van de tijd.
-
-
-
-
-
-
Grammaticalisatie
Als een lexicaal element verandert in een grammaticaal element.
'LECTEN'
-
-
ETNOLECT
Het uitspreken van een taal op een iets andere manier dan waar ook in dat taalgebied, beïnvloed door de afkomst van de persoon (bijv. Suriname of Indonesië)
SITUATIONELE FACTOREN
De situatie waarin wordt gekozen voor een bepaalde linguïstische variabele.
(waar gebruik je welke manier van spreken)
-
STIJLEN
De manier van praten die passend is in een bepaalde situatie (thuis, vrienden, werk, formele gelegenheden, etc.)
REGIONALE DIALECTEN
De geografische distributie van taalvariatie, het werkterrein van dialectologen.
-
REGISTERS
taalgebruik dat bij een groep sprekers en een specifieke situatie hoort. (eigen terminologie en jargon)
isoglossen
(denkbeeldige) lijnen op een kaart die aangeven waar een bepaalde uitspraak, vorm of constructie voorkomt.
-
tweetaligheid (soorten)
taalverschuiving
Omdat een minderheidstaal niet gebruikt kan worden in de communicatie buiten de gebruiksgroep, wordt voor communicatie steeds vaker gebruik gemaakt van een meerderheidstaal, die zijn invloed gaat krijgen op de minderheidstaal (bijv. Turkse mensen die in Nederland wonen)
taalverlies
Door het lange verblijf in een gebied met een andere meerderheidstaal dan de eigen moedertaal, neemt de beheersing hiervan af.
lingua franca
Een contacttaal voor mensen die elkaars moedertaal niet beheersen (zoals nu het geval is met Engels)
-
diglossie
Gebruik van twee talen in een taalgemeenschap, waarbij 1 taal een hoge variëteit heeft en 1 taal een lage variëteit heeft. De taal met hoge variëteit is de ‘officiële taal die op school wordt geleerd. De taal met een lage variëteit wordt thuis aangeleerd en gesproken
-
-
taalbehoud
Het behouden van een taal voor een minderheidsgroep, door mensen die dit als belangrijk zien
-
taalpolitiek
Door de overheid aangegeven ideeën, plannen en maatregelen op het gebied van talen en taalvariëteiten.
tweetaligheid (vormen)
-
leenvertalingen
Er worden geen woorden overgenomen uit een taal, maar een uitdrukking ( wolkenkrabber komt origineel uit Amerika: ‘skyscraper’)
-
-
-
-
-
pidgins
Vereenvoudigd taalsysteem dat ontstaat als men elkaars moedertaal niet kent, maar wel fragmenten van andere talen, die gebruikt worden om te communiceren.
transitioneel programma
Gefaseerd invoeren van de meerderheidstaal, zodat het kind kan wennen hieraan.
relexificatie
De grammatica blijft behouden, maar de woordenschat wordt vervangen (zoals bij creooltalen)
-
koines
Een taal die ontstaat als vele dialecten met elkaar in contact komen en de oorspronkelijke dialectverschillen verdwenen zijn. (Zuid-Afrikaans komt voort uit veel Nederlandse dialecten en de taal van de Hottentotten)