Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Zuidoost-Azië vanaf 1970: werkplaats van de wereld (Er waren veel jonge…
Zuidoost-Azië vanaf 1970: werkplaats van de wereld
Er waren veel jonge onafhankelijke staten in Zuidoost-Azië na de tweede wereldoorlog. Deze hadden veel problemen met het opstarten van de economie. De nieuwe staten waren gericht op grondstoffen en landbouwproducten terwijl er het meest verdiend kon worden met geïmporteerde comsumptie en kapitaalgoederen. Ze hadden een gebrekkige infrastructuur en een te laag opleidingsniveau.
Het industrialisatieproces in Azië begon met Japan. De overheid werkte samen met het bedrijfsleven en probeerde de economie te sturen. Ze waren verder heel protectionistisch over buitenlandse invloeden.
Arbeidskrachten werden in Japan te duur waardoor mutlinationals hun bedrijven verhuisden naar landen met lagere lonen: Zuid-Korea, Taiwan, Hongkong.
Deze landen maakten een sterke economische groei door en dit zorgde voor een goed ondernemersklimaat, betere scholing en buitenlandse bedrijven werden aan getrokken.
Landen als Laos, Cambodja en Myanmar liggen achter qua economische ontwikkeling.
Myanmar heeft een gesloten economie en een instabiele politiek. Hierdoor wordt de economische ontwikkeling onderdrukt. Natuurrampen die voorkomen in Myanmar bevorderen de economie ook niet.
Laos heeft weinig inwoners, kent een slechte infrastructuur en heeft geen toegang tot zee. Laos is een van de armste landen van Zuidoost-Azië. De zwarte markt, de informele sector, is groot in Laos en de regionale differentiatie is groot. De hoofdstad Vientiane is ontwikkeld maar het platteland niet. Door steun van Australië is er een brug naar Thailand gebouwd en de infrastructuur verbeterd waardoor de economie kon ontwikkelen. Laos is tegenwoordig ook onderdeel van ASEAN.
Cambodja heeft lang onder extreem regieme gestaan. Het land moet veel voedsel importeren en is dus afhankelijk van buitenlandse hulp. De toeristische sector, de groeiende textielsector en de fondst van olie stimuleerde later de economie wel weer.
Singapore is een van de zogeheten Aziatische tijgers. Het is het welvarendste land in deze regio. Multinationals verplaatsten zich naar Singapore en ruwe olie werd in Singapore. Vele producten werden via Singapore getransporteerd. En ook de consumptie en kapitaalgoederen werden gedistribueerd. Singapore werd echter te duur qua lonen en daardoor verplaatsten multinationals weer.
Singapore ging zich focussen op de dienstensector. Farmaceutische industrie en andere industriën waar hoogopgeleide mensen voor nodig waren. De
kapitaalintensiteit
, de mate van het aandeel van de hoeveelheid kapitaal in het productieproces, werd hoog. Singapore is een belangrijke stad op gebied van de mondiale economie. Het internationale bedrijfsleven speelt hier af.
Thailand, Maleisië en Indonesië behoren tot de tweede generatie tijgers. Ze hadden veel natuurlijke hulpbronnen tot hun beschikking. Export en de industralisatie waren van groot belang. Ze gingen zich richten op export met ICT, textiel en computers en elektronica. De welvaart steeg en ook de lonen waardoor multinationals vertrokken naar Vietnam en China.
Technologiebedrijven bleven in Kuala Lumpur en grote steden. Er ontstonden grote verschillen tussen het platteland en de stedelijke regio's. Dit noemen we regionale differentiatie.
De rol van de overheid was verschillend in de tweede generatie dan in Signapore. De overheid van de tweede generatie NIC's concentreerde zich op het buitenland. In Thailand werd geinversteerd in kantoren terwijl er minder geld naar de industrie ging. Ook was er veel corruptie waardoor er bij een verandering in de economie een crisis kan ontstaan. Dor het instorten van de woning en kantorenbouw ontstond er een Aziëcrisis. Er waren veel faillisementen en het aantal werklozen steeg.
Door de invloed van Amerika en Europa in Zuidoost-Azië had de crisis van 2008, veroorzaakt door de banken in de VS en Europa, ook invloed op Zuidoost-Azië. Sommige landen maakten hierdoor een minder grote economische ontwikkeling door. Het herstel verloopt wel voorspoedig.
De Filipijnen behoorden niet tot de tweede generatie. Door falend regeringsbeleid en daardoor instabiliteit, door machtige families, vriendjespolitiek en corruptie ontwikkelde economie minder hard. De elektrona en textielindustrie ontwikkelde zich pas onder president Aquino.
Door de snelle economische opkomst worden ze Aziatische tijgers genoemd. Japan behoort ook tot de
NIC's
de Newly Industrializing Countries.
In Zuidoost-Azië is een samenwerkingsverband opgericht. Dit is om samen voor vrede, stabiliteit en welvaart te zorgen in de regio. Veiligheid, economische ontwikkeling en goede sociaal-culturele gemeenschap zijn de pijlers van de ASEAN.
Vietnam behoorde later bij de ASEAN. Het land was minder betrokken met de rest van de wereld en moest nog de ontwikkeling van agrarisch naar industrie doormaken. Ze gingen zich pas later focussen op export waardoor de economie kon ontwikkelen. Ook zie je in Vietnam zie je de regionale diffrentiatie.
De industriële ontwikkeling verliep verschillend door verschillende oorzaken.
Multinationals komen af op de landen met de meest voordelige productievoorwaarden. De bedrijven kijken naar welke landen er voor zorgen dat de kosten zo laag mogelijk zijn. Lage lonen, hoge arbeidsproductiviteit, goede opleidingen, technologische kennis, bereikbaarheid.
Een politieke stabiliteit met een bestuur die aan de eisen van de bedrijven voldoen maakt het ook interessanter voor bedrijven om zich daar te vestigen.
De industriële ontwikkeling wordt ook vergeleken met vliegende ganzen. De koploper met trapgewijs de opvolgers.
De Technologische Ladder Hypothese voegt hier ook nog de ontwikkeling op basis van comperatief kostenvoordeel aan toe. Het feit dat bedrijven voor een land kiezen omdat ze zo goedkoop en productief mogelijk willen produceren.