Please enable JavaScript.

Coggle requires JavaScript to display documents.

examen HW overzicht - Coggle Diagram

- - - - Je kan de volgende onderzoeksdomeinen uit de humane wetenschappen correct koppelen aan onderzoeksvragen: antropologie, archeologie, communicatiewetenschappen, criminologie, demografie, esthetica, pedagogie, psychologie, rechtswetenschappen, sociologie, theologie.
        Je kan de begrippen ‘innerlijk gedrag’, ‘uiterlijk gedrag’, ‘fysiologisch gedrag’, en ‘mentaal gedrag’ correct met elkaar in verband brengen door ze aan te vullen in een schema.
    - - Je kan de verschillende soorten gedrag herkennen in oefeningen.
      - Je kan voorbeelden herkennen van thema’s die bij gedragswetenschappen kunnen onderzocht worden.
      - Je kan voorbeelden herkennen van thema's die bij cultuurwetenschappen kunnen onderzocht worden.
    - - Je kan de 11 cultuurcomponenten weergeven in een spindiagram met telkens 1 passend voorbeeld van elke component.
    - - Je kan het waarnemingsproces in detail uitleggen op basis van het voorbeeld.
      - Je kan de wetenschappelijke begrippen correct gebruiken in je uitleg over het waarnemingsproces.
      - Je kan oefeningen maken over het waarnemingsproces.
      - Je kan het verschil uitleggen tussen externe en interne prikkels door voorbeelden te geven.
      - Je kan de functie van de thalamus en de cortex benoemen in het waarnemingsproces.
      - Je kan de verschillende zintuigen benoemen met hun wetenschappelijke naam.
      - Je kan uitleggen wat proprioceptie is.
      - Je kan in een schema weergeven waardoor onze waarneming kan beïnvloed worden.
      - Je kan voorbeelden van factoren die de waarneming beïnvloeden herkennen en benoemen tot welke soort beïnvloeding dit hoort.
  - - - Je kan het begrip 'waarden' correct omschrijven én er een voorbeeld van geven.
      - Je kan het begrip 'normen' correct omschrijven én er een voorbeeld van geven.
      - Je kan het verschil tussen expliciete en impliciete waarden en normen uitleggen door het geven van een concreet voorbeeld.
      - Je kan normen uit je eigen leven koppelen aan je persoonlijke waarden.
      - Je kan waarden/normen terugvinden in een bron (liedje, tekst, verhaal, ...).
      - Je kan passende waarden formuleren bij gegeven normen.
      - Je kan in je eigen woorden uitleggen wat 'socialisatie' betekent.
      - Je kan de drie soorten socialisatie opsommen en ze duidelijk maken door een voorbeeld te geven.
      - Je kan in je eigen woorden uitleggen wat een 'institutie' is.
      - Je kan het begrip 'belangen' correct omschrijven én er een voorbeeld van geven.
      - Je kan de verschillende belangen opsommen en ze duidelijk maken door een voorbeeld te geven.
      - Je kan belangenconflicten analyseren in een gegeven situatie.
      - Je kan een geschikte oplossingsstrategie kiezen uit een lijst en deze concreet maken voor de betreffende situatie.
  - - - Je kan uitleggen wat een optische illusie is.
      - Je kan een optische illusie herkennen.
      - Je kan de soort optische illusies koppelen aan afbeeldingen (wanneer de verschillende mogelijkheden opgegeven zijn).
      - Je kan uitleggen wat er in onze hersenen gebeurt bij een optische illusie.
    - - Je kan een wetenschappelijke observatie uitvoeren op basis van een filmpje.
      - Je verklaart de begrippen observator, observant, objectief en subjectief in je eigen woorden in het kader van wetenschappelijke observaties.
      - Je geeft aan wat de verschillen zijn tussen alledaags observeren en wetenschappelijk observeren.
      - Je beschrijft wat de beperkingen zijn van observeren door het geven van 3 concrete voorbeelden (waarneming, aandacht, geheugen).
      - Je kan de verschillende soorten observaties herkennen in voorbeelden. (participatie - structuur)