Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Orthopedagogische vraagstukken - Coggle Diagram
Orthopedagogische vraagstukken
Modellen:
Zelfdeterminatietheorie:
(Motivatietheorie)
Autonomie
Betrokkenheid/Relatie
Competentie
Psychologische basisbehoefte:
Benaderingen:
Inzichtgevende, psychodynamische benadering
Bij gedragsproblemen moet je zien te achterhalen wat de
betekenis is van het gedrag
en je aanpak daarop afstemmen
Zit het probleem in het:
denken (cognitief)
doen (vaardigheden)
voelen (emotionele)
willen (waardeoriëntatie)
Welke omgevingsfactoren dragen bij
Belemmerende
Bevorderende
De problematiek is meestal een
signaal
: het gaat vaak om een (negatieve) reactie op een voor het kind moeilijke situatie, waarbij het moet leren dat zijn negatieve gedrag het probleem niet oplost
Alternatieven aanleren
Belangrijk
: het zelf tot gedragsverandering komen, zelf voor ander gedrag te kiezen
Aanpak:
Aanpak moet afwisselend gericht worden op
Ondersteuning van gevoelens (
affectieve
benadering
)
Correctie van gedrag (
gedragregulerende
benadering
)
Bevordering van inzicht (
informatieve
benadering
)
Motivatie (
motiverende
benadering
)
Investeren in een vertrouwensrelatie
Goede communicatie
Affectieve verbondenheid
Responsiviteit
Om te kunnen
leren, veranderen of aan zichzelf te werken
moet er altijd een
motief
zijn (zoals interesse, waardering willen, voor vol aangezien of groot willen worden)
Nodig: energie, geloof in jezelf en rust
Begeleiding bestaat allereerst uit het geven van erkenning van het gevoel en de verlangens (behoeften genoemd zijn)
Orthopedagogische vraagstelling:
Kok (1997)
De vraag om specifiek opvoeden
die het kind met zijn gedrag demonstreert
(wordt vaak non-verbaal uitgedrukt)
Taak van de orthopedagoog om de vraag juist te verstaan, men zoekt naar de vraagstellingsformulering en de op maat gesneden beantwoording
Aspecten in de ontwikkeling die mogelijk extra aandacht vragen:
- Affectieve, gevoelsmatige aspect:
Gevoelens kunnen ervaren, gevoelsmatig aanspreekbaar of aangedaan kunnen zijn
- Cognitieve aspect:
Het vermogen om met allerlei structuren in de leefwereld om te gaan, deze te analyseren en te ordenen, te relativeren en verbanden aan te brengen
- Conatieve aspect:
De eigenheid, het kiezen van zichzelf, het vermogen ergens naar te streven, zelf iets te willen
Als antwoord op de verschillende vraagstellingen: 3 strategieën bij het specifiek opvoeden
Eerstegraads:
Het specifiek hanteren van het opvoedproces als geheel (pedagogisch-/leefklimaat)
Tweedegraads:
De specifieke ondersteuning binnen de totale leefsituatie van het kind d.m.v. allerlei therapieën die direct of indirect op de persoonlijkheidsontwikkeling van het kind inwerken (methodisch groepswerk)
Derdegraads:
De individuele variaties in de aanpak bij dit specifieke kind met zijn eigenheid (het toesnijden van de eerste- en tweedegraads op de individuele kenmerken)
Het leefklimaat is gebaseerd op de
zelfdeterminatietheorie
:
(psychologische basisbehoeften)
Autonomie
Competentie
Verbondenheid
(Echtheid/betekenisvolheid)
Specifiek opvoeden
: een opvoedsituatie waarbij de opvoeder zich meer bewust is van zijn handelen en die op basis van een plan voorbereid wordt
Kortom:
zoeken naar het waarom van gedrag?
(Binnenwereld)
Cognitieve-gedragstherapeutische benadering
De gedragsbenadering
Gebaseerd op de (sociale) leertheorie
Uitgangspunt
:
(probleem)gedrag ontstaat, wordt in stand gehouden en juist afgezwakt door de omgeving
Door de gevolgen van het gedrag en/of de situatie vooraf te beïnvloeden kun je ook het probleemgedrag beïnvloeden.
Psychologische principes voor gedragsverandering:
Het meeste gedrag wordt geleerd en kan dus ook afgeleerd worden
De situatie vooraf en de verwachte consequenties (gevolgen) bepalen het gedrag
Mensen streven in hun gedrag positieve gevolgen na
Het effect van de verwachte gevolgen hangt af van de emotionele waarde ervan voor de persoon die het gedrag vertoont
Ook emotionele reacties kunnen geleerd worden
Voorbeeld doet volgen
Gericht op concreet, objectief waarneembaar gedrag (NIET OP DE BINNENWERELD)
Gedragsanalyse: ABC-schema
Antecedent
Behavior
Consequenties
Conditionering:
Klassieke
(het aanpakken van de prikkel voorafgaand aan het gedrag)
Stimuluscontrole
: ingrijpen in de condities rond de prikkel/stimulus
Responspreventie
: het voorkomen dat het kind op de verkeerde, ongewenste manier reageert. (Vaak in combinatie met Exposure)
Operante
(manipuleren van de gevolgen gedrag veranderen)
Gedrag dat beloond wordt (bijvoorbeeld met aandacht), herhaalt zich
Gedrag dat genegeerd wordt, neemt af
De cognitieve benadering
Focus op de processen die zich tussen de prikkel en de respons voordoen (
informatieverwerking
)
Op basis van ervaringen en gedachten bouwt iedereen voortdurend
cognitieve schema's
op over zichzelf, de wereld en anderen
Schema heeft regulerende functies: aandachts- en filterfunctie voor interpretatie
Eenmaal gevormde schema's zijn zeer moeilijk te veranderen (zijn sterk geautomatiseerd)
Verschillende benaderingen
Cognitieve therapie
Drie stadia:
Bepalen van de huidige gedachten, negatieve gevoelens en de onderliggende vooronderstellingen en schema's
Cognitieve uitdaging: tegenargumenten voor de denkwijze opsporen
Genereren van alternatieve gedachten die niet tot overmatige angst en spanning leiden, maar juist helpen de probleemsituatie beter te hanteren
Rationeel Emotieve Therapie (RET)
Niet de gebeurtenissen zelf zorgen voor de negatieve gevoelens en gedachtes, maar de gekleurde bril waardoor iemand de dingen ziet
Mindfulness
Aandachtstraining die een andere houding tegen over je gedachten voorhoudt
Aanpak:
Jongeren leren hun gedachten kritisch te bekijken
Leren gebruik maken van positieve copingsmechanismen
zichzelf moed inspreken
Aan iets anders denken
zich op een taak richten
ontspannen
stoppen met denken aan datgene wat angstig maakt
Zelfcontroleprocedures
Zelfcontrole
= de motivatie en het vermogen om het eigen handelen te sturen met het oog op een zelfgekozen en gewaardeerd doel
Emotieregulerende technieken
Kan kiezen tussen:
Confronterende aanpak op gedrags- (1) of cognitief gebied (2)
Afleidende aanpak op gedrags- (3) of cognitief gebied (4)
Hebben grote waarde bij:
Overgecontroleerde (
internaliserende
) kinderen
Ondergecontroleerde (
externaliserende
) kinderen
Zelfinstructietraining van Meichenbaum (1977)
Zelfinstructie
= interne verbale uitspraken om het eigen gedrag te sturen
Problem Solving Theory
Probleemoplossingproces verloopt altijd in 5 opeenvolgende stappen
De probleemdefinitie: wat is het probleem, wat moet ik doen?
Bezien van alle mogelijkheden die er zijn: welke oplossingen kan ik bedenken?
Bedankt wat er bij elk van de oplossingen zou kunnen gebeuren
Een keuze maken: welke oplossing kies ik?
Evalueren: hoe heb ik het gedaan? Ben ik tevreden?
Feuerstein-methode
Programma Alternatieve Denkstrategieën (PAD)
Reflecteren
Basisaanname
: het merendeel van onze gedragingen worden gemedieerd door cognitieve informatieverwerkingsprocessen, die bij verandering tot ander gedrag en emotionele beleving zullen leiden
Kortom:
Gedragstherapie
: Er moeten voldoende en geschikte positieve gevolgen van gewenst gedrag zijn en die moeten afwezig zijn bij ongewenst gedrag
Cognitieve benadering
: innerlijke denkprocessen die ons gedrag sturen. Het herstructureren van gedachten naar positieve, helpende gedachten.
Experiëntiële, ervaringsgerichte benadering
Oplossingsgericht werken
Systeemtheoretische benadering
Neurobiologische benadering
Aandachtspunten:
Comorbiditeit
Differentiaaldiagnostiek