Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Geschiedenis H1/6.2 - Coggle Diagram
Geschiedenis H1/6.2
Hoofdstuk 1
-
Als er op 1 plek niet meer genoeg voedsel was, vertrokken de jagers en verzamelaars.
De mannen gingen op jacht, en de vrouwen hadden de zorg voor de kinderen en zij zochten ook voedsel zoals paddenstoelen, bessen en knollen.
Rond 10.000 v.C veranderde de leefwijze van de mensen. De jagers en verzamelaars trokken niet meer rond. Het werden boeren. Dit was zo’n grote overgang dat we spreken van een landbouwrevolutie.
Rond 10.000 v.C veranderde de leefwijze van de mensen. De jagers en verzamelaars trokken niet meer rond. Het werden boeren. Dit was zo’n grote overgang dat we spreken van een landbouwrevolutie.
Andere boeren konden zich specialiseren op ander gebied, zoals het maken van gereedschap en kleding
-
Door de toename van de landbouwproductie konden ook steeds meer mensen in een klein gebied wonen. Sommige dorpen groeiden uit tot steden.
Hoofdstuk 3
De islam was een universele godsdienst. Dat betekent dat zij zich richtte tot de hele mensheid. De moslims waren verplicht om de islam te verbreiden.
In 630 veroverde Mohammed zonder bloedvergieten Mekka. Na de dood van Mohammed veroverde de islam een ontzettend groot gebied. Ook in Europa drongen ze door. Daar werden ze na lange tijd weer teruggedreven maar de Turken hadden de islam overgenomen en maakten deel uit van Europa.
De horigheid ontstond in de nadagen van het Romeinse Rijk. In de 4e eeuw daalde de agrarische productie dramatisch. Om een verdere daling te voorkomen werd het boeren verboden hun grond te verlaten. Boeren voelden zich gedwongen oom zich onder bescherming te stellen van grootgrondbezitters. In ruil voor die bescherming gingen ze allerlei verplichtingen aan. Zo ontstond ook het hofstelsel.
-
Karel de Grote werd de machtigste Europese vorst van de vroege Middeleeuwen. Hij vergrootte zijn rijk.
-
Tegelijk begon de paus vanuit Rome de kerstening (bekering tot het christendom) te bevorderen. Karel de Grote drong het christendom met geweld op. De bisschop van Rome, de paus, was uitgegroeid tot leider van de kerk.
Hoofdstuk 2
De tijd van 3000 voor Christus t/m 500 na Christus kunnen we opdelen in de oudheid en in de tijd van de Grieken en de Romeinen. In deze lange periode hebben veel hoogontwikkelde culturen bestaan.
Er ontstonden stadsstaten, bestuurd door vorsten, vaak met zowel politieke als religieuze macht. Kenmerkend voor deze culturen waren de sociale hiërarchie, de polytheïstische godsdiensten (godsdiensten met meerdere goden) en het gebruik van het schrift.
Rond 117 na Christus was het Romeinse rijk op z’n grootst. Er kwamen steden met een landbouwstedelijke samenlevingen en een geldeconomie.
In 395 splitste het Romeinse rijk in een Oostelijk gedeelte en in een Westelijk gedeelte. Constantijn bekeerde zich tot het christendom, dat de officiële godsdienst van het rijk werd.
Waar de Griekse filosofen zich mee bezighielden, zijn nu allemaal aparte takken van wetenschap: biologie, astronomie, natuurkunde, wiskunde en politicologie.
Rome werd gesticht in 754 voor Christus. De Romeinen gingen vanaf de 5de eeuw v.C steeds meer gebieden veroveren, zo werd het Romeinse rijk groter. Rome was nog een republiek, maar steeds meer krijgsheren trokken de macht naar zich toe. De meest succesvolle was Julias Caesar. Ceasar greep in 48 voor Christus de alleenheerschappij.
Er ontstond een samensmelting van 2 culturen, een Grieks-Romeinse mengcultuur, waarin Romeinse hardheid en Griekse fijnzinnigheid waren gecombineerd. De Romeinen hadden diep respect voor de Griekse cultuur. Er moesten verschillende mensen vanuit Griekenland naar het Romeinse rijk komen, zoals artsen, schrijvers, beeldhouwers en bouwmeesters. De Romeinen gingen alles nabootsen van de Grieken.
-
In 312 gaf keizer Constantijn de christenen godsdienstvrijheid. Hij bekeerde zich tot christendom en keizer Theodosius I verhief het in 394 zelfs tot een staatgodsdienst en verbood de andere godsdiensten.
-
-
-
-