Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Nederlands Formuleren H 2 + 3 (Hoofdstuk 2 (Incongruentie (Incongruentie…
Nederlands Formuleren H 2 + 3
Hoofdstuk 2
Incongruentie
Bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudige persoonsvorm.
Bij een meervoudig onderwerp hoort een meervoudige persoonsvorm.
Als het getal van onderwerp en persoonsvorm ongelijk is, heet dat incongruentie.
Incongruentie kan op de volgende manieren ontstaan:
(De kern van) het onderwerp lijkt meervoudig, maar is enkelvoudig.
De persoonsvorm en het onderwerp staan ver uit elkaar en daartussen staan andere zinsdelen met een ander getal dan het onderwerp.
Een meewerkend voorwerp wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien.
Hoofdstuk 3
Verwijswoorden
Verwijswoorden wijzen terug naar een woord dat eerder genoemd is.
In het enkelvoud, mannelijk
Hij, hem zijn
Deze, die
In het enkelvoud, vrouwelijk
Zij, ze, haar
Deze, die
In het enkelvoud, onzijdig
Het, zijn
Dit, dat
In het meervoud
Zij, ze, hen, hun
Deze, die
De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. Het-woorden zijn onzijdig. Van sommige woorden kun je vaststellen dat ze vrouwelijk zijn:
Vrouwelijke personen of dieren
De bibliothecaresse, de wolvin
De-woorden op de volgende uitgangen:
-Heid
-nis
-ing
-st
-schap
-te
-de
-ie
-ij
-iek
-theek
-teit
-uur
In het meervoud gebruik je hen als lijdend voorwerp en na een voorzetsel
Met het verwijswoord wat verwijs je naar dat en datgene, naar alles, iets, niets en het enige, naar een overtreffende trap en naar een hele zin.
Naar dieren en dingen verwijs je met daar/waar+voorzetsel, naar mensen met voorzetsel+wie