Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Lezen (Hoofdstuk 2 (hoofdzaak (waar? (voorkeursplaatsen, eerste alinea of…
Lezen
Hoofdstuk 2
hoofdzaak
belangrijkste informatie uit de tekst
waar?
voorkeursplaatsen, eerste alinea of slot
bijzaak
niet belangrijke informatie
waar?
/
kernzinnen
de eerste of laatste zin ( van de alinea)
samenvatting
in een paar zinnen vertellen waar de tekst over gaat
door middel van kernzinnen
Hoofdstuk 1
Onderwerp
met een (of een paar) woorden zeggen waar het over gaat
hoe vind je het?
oriënterend lezen!
deelonderwerp
verschillende delen van het onderwerp
hoe vind je het?
Globaal lezen! ( eerste en laatste zin lezen)
hoofdgedachte
In een zin de tekst samengevat
hoe vind je het
precies lezen!
Hoofdstuk 6
bron
waar een tekst vandaan komt
onderwerp
Het onderwerp van een tekst geeft aan waar de tekst over gaat. Het onderwerp van een tekst kun je vaak met één of enkele woorden opnoemen.
taalgebruik
Een goede schrijver houdt bij het schrijven van zijn teksten rekening met zijn publiek. Hij past zijn toon en taalgebruik aan bij wat zijn publiek verwacht en ook houdt hij rekening met wat al bekend is over het onderwerp.
Hoofdstuk 5
toelichtend verband
als (..dan), indien, wanneer
geeft aan dat er vaak extra info komt. vaak in de voorbeeld
voorwaardelijk verband
geeft aan onder welke voorwaarden iets gebeurd
signaalwoorden
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is
redengevend verband
signaalwoorden
bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou
geeft aan waarom iemand iets vind of doet
Hoofdstuk 3
opsommend verband
geeft aan dat zaken achter elkaar worden opgenoemd
signaalwoorden
'dots' (•), getallen (1, 2, 3), om te beginnen, ook (nog), verder, en, tenslotte, ten eerste
tegenstellend verband
geeft aan dat zaken elkaars tegenovergestelde zijn
signaalwoorden
tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant ... aan de andere kant
chronologisch verband
geeft aan dat gebeurtenissen in een bepaalde tijdsvolgorde genoemd worden
signaalwoorden
vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, jaartallen en tijdsaanduidingen
Hoofdstuk 4
meningen/standpunten
signaalwoorden zijn volgens mij of vind ik
een uitspraak, over wat iemand van iets of iemand vind, je kunt het ermee eens of oneens zijn
argumenten
reden waarom je een bepaalde mening hebt
herkennen
signaalwoorden zijn want, omdat, namelijk, immers
feiten
een uitspraak die (niet) waar is en die je kan controleren
herkennen
een feit kan je controleren