Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Definities van de groep en soorten groepen (Charles Horton Cooley 1902:…
Definities van de groep en soorten groepen
Groepsdyamica: studie van gedrag in kleine groepen
Mills 1967: ieder is op elk moment van het leven lid van 5 6 groepen
James 1951: groepslidmaatschappen
92%: groep van 2 a 3 personen
6%: groep van 4 personen
2% groep van 5 of meer personen
Sprott 1958: interactie en context zijn de twee bepalende hoofdelementen
Andere criteria: Groepsbewustzijn, normen, gezamenlijk nagestreefd doel
Groepsaspecten volgens Shaw 1971
Motivatie: waarom je lid wordt
Doelstelling: welk doel men wil bereiken
Structuur: rol en status en onderling gedrag
Interdepedentie: wederzijdse betrokkenheid
Interactie: Wederkerige beïnvloeding
Hare 1967: Interactie is nodig voor het onstaan van een groep. Hierna 4 kenmerken
Delen van doelen en motieven
Ontwikkeling van normen die de grenzen bepalen
Onderscheiding tov andere groepen
ontstaan van netwerk interpersoonlijke attracties
Charles Horton Cooley 1902: Primary en secundary groups
Primary: Jij groep, persoonlijk, intiem, direct, spontaan
Hiller 1947: Persoonlijk en intrinsiek
Het gaat er om WIE je bent
Secundary: U groep, onpersoonlijk, koel, rationeel, formeel
Hiller 1947: onpersoonlijk en excentriek
Het gaat er om WAT je bent
Sorokin 1928: familistic / contractual en compulsory
Durkheim 1895: solidaité organic / solidarité méchanique
Tönnies: Gesellshaft / Gemeinschaft
Waardeoordelen primaire groep zijn vaak geïdealiseerd en geromantiseerd. Het belangrijkste criterium wat een primaire groep onderscheid van een secundaire groep is dat de vervanging 1 persoon binnen een primaire groep moeilijk of zelfs onmogelijk is.
Genoemde criteria die feitelijk ook in een secundaire groep van toepassing kunnen zijn
Interacties gekleurd door positieve gevoelen moet zijn: gekleurd door emotionele gevoelens
Wederzijdse acceptatie
Duurzaamheid
Elkaar grondig kennen
Contactnabijheid
Onderscheid primair en secundair te zien in volgende groepen
Sociogroep: nominaal lid, rationele elementen overheersen
Psychogroep: Affectieve verbindingen
Informele groep: Interpersoonlijke attracties
Formele groep: Werk/ taakgroepen, niet autonoom, onvrijwillige factoren
Homans: 1966: Elke groep bestaat uit een intern (sociaal- emotionele aspecten, informele leider) en extern systeem (taakaspecten, formele leider)
Lidmaatschapsgroep: Formeel, nominaal
Speciaal aspect:
Outgroup: Zij groep
Ingroup: Wij groep
Een sterkere cohesie versterkt het wij groep, jij groep gevoel
Neiging ingroup tot sterotypering outgroup
Vijandige opstelling tegenover buitenwereld
Dubbel moraal: ingoup wordt liefdevol bejegend en de outgroup liefdeloos en wordt verstoten
Referentie groep: Werkelijk participeren
Aangetoond is dat de sociale klasse waartoe iemand wil behoren (referencegroup) sterker het gedrag beïnvloedt dan de sociale klasse waartoe iemand daadwerkelijk behoort (keeping up appearence! check Hyacinth!)
Trainings- en therapiegroepen
Overeenkomsten
Bieden leersituaties voor verandering groepsleden
Benadrukken nauwkeurig leren communiceren
Waarderen groepsgericht, altruïstisch, verantwoordelijk functioneren
Geen duidelijk onderscheid tussen taak- en procesfuncties
Verschillen
Therapiegroep: Lid is ziek / T-groep: interpersoonlijke vaardigheden leren
Verschil in doel: therapie: individueel lid / T-groep: verbetering functioneren groep
Therapie: Afleren oude gedragspatronen/ T-groep: aanleren nieuwe gedragspatronen
Therapie: Leider is nooit volledig groepslid / T-groep: Leider kan groepslid zijn
Therapie: langere tijdsspanne / T-groep: kortere tijdsspanne
Therapie: Meer ondersteuning en support van de leider
Therapie: nadruk op daar en toen / T-groep: Nadruk op hier en nu
Soorten groepen: hoofd, hart, handen
Hoofd
Cognitief georiënteerd
Cursus-, les- thema-, informatiegroepen
Kennisoverdracht
Communicatie op inhouds- en procedureniveau
Hart
Ervaring en belevingen
Verwerking van gevoelens
Programma niet te strak: ruimte voor eigen inbreng
Communicatie op interactie- en bestaansniveau
Handen
Aanleren/ oefenen nieuw gedrag
Cursussen/ vaardigheidstrainingen
Leerprocessen staan centraal
Strak programma
Communicatie op procesniveau soms op interactie en bestaansniveau
Methodieken
Hoofd centraal
Mondelinge informatieoverdracht
Groepsgesprek
Discussie
Leergesprek
Vragenronde
Ondersteunend materiaal: foto, film, folders etc
Gesprekken in subgroepen
Vragenronde
Hart centraal
Groepswerkmethoden
Kennismakingsvormen
Uitwisseling ervaringen/ eigen inbreng deelnemers
Kringgesprek
Onderwijsleergesprek
Brainstormen
Verhalen, beeld, metaforen
Opdrachten
Werken met subgroepen
Interviews met elkaar/ gesprekken in tweetallen
gezamenlijke activiteiten buiten de groepsbijeenkomsten
Handen centraal
Kennismakingsvormen
Demonstratie
Oefensituaties
Simulaties
gestructureerde oefeningen
Inbreng eigen probleemsituaties
Incidentmethode
Spelvormen
Groepsgesprek
Vragenlijst
Huiswerk