Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
economie samenvatting (3.1 wat maak je? (in een bedrijf houden mensen zich…
economie samenvatting
3.1 wat maak je?
in een bedrijf houden mensen zich bezig met producten. produceren is het maken van goederen, of het leveren van diensten. een product begint bij grondstof. daarna word het verwerkt tot een eind- product. de productieweg is het totaal aan bewerkingen die het product ondergaat van grondstof tot eindproduct.
sommige bedrijven produceren geen goederen, maar diensten. een bedrijf dat dienst levert, heet een dienstverlenend bedrijf. ook worden ze gevraagd voor het wassen van ramen en het weghalen van graffiti
industriële bedrijven die goederen produceren. dienstverlenende bedrijven leveren diensten. agrarische bedrijven halen hun grondstoffendirect uit de natuur. voorbeelden van agrarische bedrijven zijn melkveebedrijven, akkerbouwbedrijven en tuinbouwbedrijven
elk bedrijf in de bedrijfskolom voegt waarde toe. daardoor wordt de prijs van het product steeds wat hoger.
als je een product koopt, moet je BTW over betalen. BTW is belasting over de toegevoegde waarde. voor de meeste producten betaal je 19% BTW. dit is het normale tarief. het bedrijf moet de BTW afdragen aan de overheid. de prijs van een product inclusief BTW bereken je zo: prijs exclusief BTW + 19% BTW = prijs inclusief BTW. 200 + 19% van 200 = 200 + 38 = 238
over enkele diensten, zoals de diensten van kappers, schilders en fietsenmakers, worden een laag BTW - tarief geheven van 6%. over dagelijkse aankopen van eten en drinken wordt ook 6% BTW geheven
producten die dezelfde producten maken, zijn concurrenten van elkaar. zij zullen proberen consumenten hun eigen producten te laten kopen. dat kan bijvoorbeeld door de reclame en scherpe prijzen. concurrentie is de strijd en tussen bedrijven die vergelijkbare producten of diensten verkopen om klanten te winnen. Deze bedrijven noemen we concurrenten
3.2 hoe maak je het?
productiemiddelen zijn de dingen die nodig zijn om te kunnen produceren. voorbeelden van productiemiddelen zijn grondstoffen, machines, medewerkers, maar ook gebouwen, vrachtauto's en computers
productiefactoren zijn de middelen die nodig zijn om te kunnen produceren. je kunt ze in drie groepen verdelen: alles wat uit de natuur komt zonder bewerking door mensen in de productiefactor natuur. menselijke inspanning noem je de productiefactor arbeid. *machines, gebouwen, gereedschappen en andere hulpmiddelen zijn kapitaalgoederen en noem je productiefactor kapitaal
veel arbeid wordt nu gedaan door machines. mechanisatie is het vervangen van menselijke arbeid door machines. automatisering is het overnemen van werk door computers. het kan dan gaan om lichamelijke arbeid, maar ook om reken- en denkwerk.
door technologische ontwikkelingen komen er steeds nieuwe en betere machines. investeren is het kopen van nieuwe kapitaalgoederen, zoals machines, gereedschap en gebouwen. investeringen zijn bedoeld om meer, beter of goedkoper te kunnen produceren
door mechanisatie en automatisering is de arbeidsproductiviteit enorm toegenomen. per medewerker kunnen er veel meer producten worden gemaakt. de arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid producten die een arbeidskracht kan maken in een bepaalde tijd.
een kapitaalintensief bedrijf is een bedrijf waarin machines het grootste deel van de productie verzorgen, in een arbeidsintensief bedrijf doen mensen het grootste deel van productie
-
3.3 wat kost dat?
het draagtassenbedrijf verdient geld door spullen in te kopen (papier en inkt) en dit als product (papieren draagtas) te verkopen. de inkoopwaarde is lager dan de verkoop waarde. de verkoopwaarde is de prijs van producten bij verkoop. het verschil tussen inkoop en verkoopwaarde is de brutowinsten van het bedrijf.
de afzet van een bedrijf is het aantal producten dat het bedrijf verkoopt. de omzet of verkoop waarde is het bedrag dat de verkoop van die producten opbrengt. omzet bereken je zo: afzet X prijs = omzet (verkoopwaarde) 5000X $0,76 = $3800,-
elk bedrijf heeft bedrijfskosten. bedrijfskosten zijn kosten voor kapitaalgoederen, zoals machines en gebouwen, en de kosten voor arbeidskrachten. de nettowinst wordt berekend door van de brutowinst de bedrijfskosten af te trekken. omzet- inkoopwaarde = brutowinst
ook een dienst verlenend bedrijf heeft te maken met kosten en opbrengsten. maar een dienstverlenend bedrijf heeft vaak minder inkopkosten. in een kapperszaak bijvoorbeeld hoeven er geen grondstoffen te worden ingekocht.