Please enable JavaScript.

Coggle requires JavaScript to display documents.

professioneel pedagogisch handelen (deel 2 De ecologische visie. (hfst 4.…

- - - - Gezagscrisis binnen het gezin
        
        ouders willen vrienden zijn met hun kind en leggen de verantwoording bij scholen of instellingen.
      - Neergang van de vaderlijke autoriteit
        
        door vervaging van huidige normen en waarden is de rol van de vaderfiguur in h gezin kleiner geworden
      - Jeugdigheid als obsessie
        
        geen idealen meer verbonden aan ouderdom, de opvoeding blijft hangen bij jeugdidealen. normen en waarden van de volwassen maatschappij worden minder overgebracht
      - televisie en onttovering van de wereld
        
        radicale verandering in de status van kinderen in de maatschappij. doordat kinderen op tv heftige beelden zien kunnen ze geen kind meer blijven
      - Sociologische oorzaken
        
        meer werkende vrouwen, meer kinderen buitenshuis opgevoed, meer scheidingen en wisselen van partner: zorgen voor minder duidelijke normen en waarden
      - niet meer spelen in de natuur
        
        individuele band met de natuur verdwijnt. dit heeft een negatieve invloed op sociaal en psychologisch gebied
  - - - 3 temperamenten:
        (temperament is niet statisch)
        
        2. het moeilijke kind
        houd vast aan routine, moeite met nieuwe situaties en prikkels.
        
        3. het kind dat langzaam op gang komt
        niet dol op verandering. past na 2,3 keer aan gematigd in reacties
        
        1. het makkelijke kind
        regelmatig, positief op nieuwe prikkels, passen zich snel aan opgewekt stemmingsleven.
      - intelligentie:
        (IQ testen zijn betrouwbaar vanaf 5 jaar)
        
        85- 115 = normaal
        
        <85 = licht verstandelijk beperkt
        
        115+ is meer begaafd
        
        <75 = verstandelijk beperkt
        
        130+ = hoog begaafd
        
        Howard Gardner meervoudige intelligentie theorie
        
        muzikaal ritmische intelligentie muziekslim
        
        lichamelijke kinetische intelligentie lichaamslim
        
        visueel ruimtelijke intelligentie beeldslim
        
        intrapersoonlijke intelligentie zelfslim
        
        logisch mathematische intelligentie denkslim
        
        interpersoonlijke intelligentie mensenslim
        
        verbaal linguïstische intelligentie woordslim
        
        naturalistische intelligentie natuurslim
    - - ontwikkeling op 3 vlakken:
        
        lichamelijk & motorisch
        
        cognitief
        
        sociaal emotioneel
        
        cognitieve ontwikkeling:
        fasen vanPiaget
        
        sensomotorische fase (0-2)
        onderscheid tussen zelf en omgeving. objectpermanentie.
        
        preoperationele fase (2-7)
        sterk egocentrisch denken. kan niet het perspectief van anderen zien
        
        concreet operationele fase (7-11)
        perspectief van anderen is zichtbaar. gaat zich vergelijken met anderen
        
        formeel operationele fase (11+)
        abstract denken word mogeljk. niet iedereen bereikt dit.
        
        sociaal emotionele ontwikkeling
        3 domeinen: zelfvertrouwen, omgaan met gevoelens en sociale vaardigheden
        de sociale ontwikkeling komt tot uiting in het samenspel van kinderen:
        
        jonge kinderen spelen veel op zichzelf
        
        peuters/ jonge kleuters spelen naast elkaar
        
        vanaf 5 jaar gericht samenspelen
        
        vanaf 6/7 jaar aan de regels houden tijdens een spel
        
        vanaf 8/9 gaat competitie een rol spelen
        
        laatste onderdeel van sociale ontwikkeling is de morele ontwikkeling.
        
        jonge kinderen vaak sterk egocentrisch: goed voor mij = goed, slecht voor mij = slecht
        
        moreel realisme kinderen in de middenbouw denken beter na over morele kwesties. vaak er zwart wit. iets is of goed of slecht
        moreel relativisme vanaf de bovenbouw kunnen kinderen keuzes wat meer nuanceren
        
        lichamelijk & motorische ontwikkeling
        
        hersenen bepalen de reactie op een prikkel
        
        rijping ontwikkelen en activeren van de hersenen tot ong. 30e levensjaar
        
        door rijping ontstaat mogelijkheid tot lichamelijke en motorische ontwikkeling vooral in 1e jaar maakt deze ontwikkeling explosief groei door.
        
        eerst beweegt lichaam als 1 geheel. later onafhankelijk, hierdoor word grijpen en lopen mogelijk.
        
        rond 4e jaar is grove motoriek volledig ontwikkeld. --> daaruit ontwikkeld zich fijne motoriek.
        
        hand oog coördinatie ontwikkelt zich steeds verder.
        
        bij jongens verbetert motorische prestatie tot hun 18e. bij meisjes neemt het af na hun 14e
      - ontwikkeling van het zelfbeeld
        
        3 stadia
        
        ik besef leren welke eigenschappen bij hen horen
        
        ik en de ander besef dat het verschilt van anderen en uniek is
        
        zelfherkenning in de spiegel
        
        sociale vergelijking
        
        neerwaartse vergelijking:
        vergelijken met zwakkeren, gebeurt vaak bij negatief zelfbeeld
        
        opwaartse vergelijking
        vergelijking met sterkeren, vaak om uitdaging te zoeken. moet niet doorslaan, dan kan het negatief effect hebben
      - de definitie van gedragsproblemen:
        er is geen concrete definitie.
        
        gedragsproblemen zijn veranderlijk:
        moeten gezien worden als een vraag om hulp
        
        relationeel: ontstaat in wisselwerking met anderen
        
        relatief: subjectiviteit en normativiteit maken het onmogelijk om gedrag subjectief te bekijken
        
        situatief: afhankelijk van situatie en betrokkenen
        
        fluctuerend: de mate waarin het voorkomt kan wisselen door de tijd heen.
        
        geïnternaliseerd gedrag VS geexternaliseerd gedrag
        
        internaliseren: naar binnen gericht, op het kind zelf. komt meer voor bij meisjes
        
        externaliseren: naar buiten gericht, gericht op de omgeving. komt meer voor bij jongens
        
        gedragsprobleem vs gedragsstoornis
        
        gedragsprobleem: ontstaat uit interactie met anderen en omgeving
        vinden van kern en veranderen gedrag
        
        gedragsstoornis: psychiatrisch van aard. heeft invloed op alle ontwikkelingsvlakken.
        leren omgaan met gedrag
        
        hulpverlening/ zorg rondom probleemgedrag
        3 gradaties van zorg
        3 niveaus
        
        begeleiden: ouder en kind krijgen tijdelijke steun. incidenteel of structureel. kan verschillen in intensiteit.
        
        behandelen: intensieve behandeling, doelmatig aanpakken van bepaalde problematiek via geformuleerde werkwijze en duidelijke regels (plan van aanpak)
        
        opvoeden: speelt zich primair af in dagelijkse omgang tussen ouder en kind.
        
        institutioneel: gericht op structuur van school of instelling = vaak preventief
        
        groepsniveau: binnen groepen, bijv. het maken van duidelijke afspraken. = preventief en curatief
        
        individueel niveau: bijv. een beloningssysteem = vaak curatief
- - - - 4 ecologische basisconcepten:
        
        kind is onafscheidelijk deel van een geheel
        
        gedragsprobleem is evenwichtsstoornis in het systeem (discordantie)
        
        discordantie = kloof tussen mogelijkheden en eisen, een failure to match tussen kind en systeem.
        
        doel van interventies is het systeem weer laten werken.
      - aandachtspunten voor omgang met probleemgedrag:
        
        kind kan omgeving en aanleg niet kiezen en daardoor gedrag niet handhaven
        
        probleemgedrag = onvermogen om positief te handhaven binnen de omgeving (hulpvraag)
        
        rekening houden met op welke factoren wel of niet invloed kan worden uitgeoefend. (cirkel van invloed)
        -bij het beinvloeden van factoren sluit aan bij positieve factoren = goed voor zelfbeeld
    - - meervoudig risicomodel van der ploeg
        probleemgedrag onstaat door interactie tussen risicovolle situaties
        
        schoolniveau: slechte leerprestaties, slechte band met medeleerlingen, docent. ineffectieve onderwijsstijl.
        
        vrijetijdsniveau: vechten, vernielen, drugs, alcohol met vrienden, problemen met leeftijdsgenoten, conflictueuze relaties.
        
        gezinsniveau: ruzies conflicten in het gezin, kindermishandeling, persoonlijke problemen van gezinslid.
        
        risicofactoren in de persoon: de vier z's, zelfbeeld, zelfcontrole, zelfhandhaving zelfbeschikking.
      - sipmans ecologisch model
        alle protectieve en risicofactoren geinventariseerd. er is sprake van dynamische interactie.
        
        gezin
        
        instellingen
        
        kind
        
        buurt/gemeenschap
        
        overheid
      - ecologisch model Bronfenbrenner:
        
        mesosysteem: beïnvloeding van microsystemen onderling
        
        exosysteem: setting waarin kind niet participeert maar wel invloed heeft op kind
        
        microsysteem: kind en dagelijkse omgeving
        
        macrosysteem: systemen op cultureel niveau
        
        chronosysteem: tijd waarin iemand leeft
  - - - school en instellingsfactoren
      - opvoederfactoren
      - gezinsfactoren
      - factoren in behandelwijze
      - kindfactoren
      - buurtfactoren
      - overheidsfactoren
  - - - reflectie op actie
        leren van praktijkervaringen
        
        spiraal van Korthagen
        
        bewustwording hoe hangt dit samen, wat betekent dit voor mij
        
        alternatieven bedenken
        
        alternatieven uitproberen
        
        handelen wat probeerde je te bereiken
        
        terugblikken wat deed, dacht, voelde, wilde ik & wat deed, dacht, voelde, wilde de ander
        
        ui van Korthagen
        
        gedrag wat doe je
        
        bekwaamheden wat kun je
        
        omgeving wat kom je tegen
        
        overtuigingen waar geloof je in
        
        identitieit wie ben je in je werk, je rol
        
        betrokkenheid waar doe je het allemaal voor
      - reflectie op herinnering
        invloed van ervaringen in het verleden op reactie nu
        
        repatory grid methode:
        -