Please enable JavaScript.

Coggle requires JavaScript to display documents.

H4 Leerprocessen (b. Operante conditionering (Skinner (Skinner Box…

- - - - Elke gedragingen die een effect heeft op onze omgeving. Een actie, iets wat je zelf doet, dat een effect heeft op de omgeving.
        
        Een hond doet ook zelf dingen om voedsel te krijgen en zit niet alleen maar te wachten tot het belletje rinkelt dat hij voedsel krijgt.
    - - Leerproces waarbij de consequentie van een respons de waarschijnlijkheid van de herhaling van die respons verandert
        
        Bepaald gedrag kan iets positiefs opleveren (Dan voer je dit vaker uit),
        
        maar kan ook negatief effecten hebben (dan voer je dit gedrag minder vaak uit). Dit kan je eigenlijk niet zeggen in het behaviorisme.
  - - - Law of effect =
        
        respons leidt tot een aangename consequentie --> respons wordt herhaald.
        
        respons leidt tot onaangename consequentie --> respons wordt niet herhaald
  - - - gedrag neemt toe
        
        Je kan niet zeggen dat het een beloning is want dat impliceert al een soort van bewustzijn en daar focussen behavioristen niet op.
    - - Gedrag neemt af omdat je een negatieve reactie hebt op wat je doet
    - - Gedrag neemt af
    - - Operant doet de muis iets zelf, hij voert een bepaald gedrag uit in de doos. Als de muis op een hendeltje drukt dan krijgt hij voedsel en wordt zijn gedrag dus bekrachtigd.
      - Als de muis iets doet wat hij niet moet doen dan wordt hij gestraft en neemt zijn gedrag af.
      - Klassiek conditioneren door eerst een lampje te laten branden voordat de muis een hendeltje moet indrukken.
  - - - hond krant laten halen
        
        Dit is niet iets wat de hond uit zich zelf doet. Dus je bekrachtigt eerst het gedrag als hij richting de hal loopt, daarna naar de mat, daarna het snuffelen aan de krant, daarna als hij de krant pakt. Je shapet de hond om de krant te halen.
      - training blindegeleidenhond
      - Circusdieren kunstjes laten doen
    - - Straf = gedrag neemt af
        
        Positief
        
        Je krijgt iets naars
        
        Negatief
        
        Iets leuks wordt weggenomen
      - Bekrachtiging
        
        Primair
        
        intrinsiek = directe bekrachtiging. Meteen iets goeds geven
        
        Secundair
        
        Je hebt eerst een associatie en voelt je er daarna pas goed door
      - Bekrachtiger = gedrag neemt toe
        
        Positief
        
        Aangename stimulus wordt gepresenteerd
        
        Negatief
        
        Een onaangename stimulus wordt weggenomen
      - Generalisatie / discriminatieleer / spontaan herstel
      - Extinctie
        
        Continu bekrachtigingsschema
        
        van continue reinforcement naar extinctie, dan zal de rat snel opgeven. Maar als het gaat van continue naar een schedule dan zal die het nog vaker blijven proberen.
        
        Gedeeltelijk/ partieel bekrachtigingschema
        
        Als je het soms krijgt dan is het moeilijker om af te leren
        
        Bij ratio schedules tov interval schedules is er een snellere respons.
- - - - Een reflex = een simpele automatische combinatie van stimulus en respons, gebaseerd op een serie schakelende zenuwcellen
        
        Stimulus = Een duidelijke gebeurtenis vanuit de omgeving
        
        Respons = De reactie die de stimulus uitlokt
        
        Respons kan veranderen door habituatie (de meest simpele vorm van leren)
        
        Er is een automatische afname van de respons/reflex, na vakere herhaling van de stimulus (bijv. bij een schrikreactie door een hard geluid.) Het is niet aangeleerd, het gebeurt automatisch.
        
        Door je zenuwcellen heb je geen kans om er over na te denken, de respons gebeurt gelijk.
    - - o Het proces waarbij de stimulus die eerst geen respons uitlokte, wel na een tijdje een respons uitlokt na het aantal keer paren met een stimulus die wel een respons uitlokt.
        
        Voorbeeld 1: Ongeconditioneerde stimulus (pijn bij het prikken van een naald) --> Ongeconditioneerde respons (je gaat huilen door de prik).
        
        Als dit vaker gebeurt door dezelfde dokter dan weet je bij het zien van de dokter (geconditioneerde stimulus) dat je pijn gaat krijgen waardoor je gaat huilen (geconditioneerde respons).
        
        Voorbeeld 2: Hond krijg voedsel van Pavlov (ongeconditioneerde stimulus) --> ongeconditioneerde respons (kwijlen)
        
        Na een tijdje als de hond Pavlov zag (geconditioneerde stimulus) begon de hond al te kwijlen (geconditioneerde respons).
        
        Pavlov voegde een belletje toe aan zijn experiment. Dit is dus een stimulus die eerst geen respons uitlokt maar later wel na het paren met geven van voedsel. De geconditioneerde stimulus is het geven van eten na het belletje. De honden gingen dan na een tijdje kwijlen als ze het belletje hoorde omdat ze wisten dat ze voedsel kregen (geconditioneerde respons)
      - Conditionering van emoties : Angst, leuk vinden, honger, seks --> Basale (belangrijk en basic) drijfveren, op basis hiervan worden wij geconditioneerd.
        
        Conditionering van honger = We zijn geconditioneerd om bij kleuren aan eten te denken. Groen is gezond.
        
        Conditionering van seks = Een aantrekkelijke vrouw wordt gekoppeld aan een auto zodat mannen deze eerder willen kopen.
        
        Sprake van paring van stimulus met angst = Een rat gepaard met een hard geluid waardoor je bang wordt voor de rat. (Watson)
      - Belangrijke termen binnen klassieke conditionering
        
        Spontaan herstel
        
        Als de hond het belletje weer hoort na lange tijd en wel voedsel krijgt, schijnt de respons van kwijlen weer hetzelfde te zijn.
        
        Generalisatie
        
        Wanneer eenmaal de conditionering goed in het gedrag zit, dan kan je alle dingen die lijken op de stimulus laten horen en dan geeft dat dezelfde reactie.
        
        Een ander belletjes geluid bv
        
        Extinctie
        
        Als een reactie opkomt, hoeft deze aangeleerde reactie niet altijd blijvend te zijn. De respons wordt minder maar je leert het niet af.
        
        Voorbeeld: De hond hoort heel vaak het belletje maar hij krijgt daarna geen voedsel meer gaat de hond na een tijdje niet meer kwijlen --> uitdoving
        
        Discriminatieleren
        
        Iets afleren. Je wordt dan aangeleerd dat je tussen twee verschillende stimulus een andere respons moet tonen
        
        Bv bij een groen vierkantje gaat de hond wel kwijlen, bij een rood vierkantje niet.
    - - Reclame (auto/vrouw)
      - Kleurgebruik Mcdonalds (rood/geel)
      - Vakantieliefde en pizza eten
        
        Extinctie van verliefde gevoelens wanneer je pizza’s eet zonder je vakantieliefde. Dan eet je heel lang geen pizza en als je dan weer pizza eet is er een spontaan herstel van die gevoelens.
      - Dood drugstoeristen
        
        In een andere omgeving is er eerder sprake van een drugsoverdosis omdat je niet in je vertrouwde omgeving bent waar je weet wat je aan het doen bent (deze stimulus maakt je lichaam ready voor de drugs, omdat hij de omgeving herkent).
        
        Als de context anders is dan prepareert je lichaam niet. Je lichaam geeft dan niet de geconditioneerde respons die in het andere milieu optreedt.
- - - - klassiek conditioneren
        
        expectancy theorie
        
        Mentale representatie = de ongeconditioneerde stimulus.
        
        Het is logischer dat het geluid van het belletje voor het voedsel wordt gemaakt, zodat het dier een soort voorspeller heeft waardoor hij weet dat er voedsel aankomt.
        
        blocking effect
        
        2 voorspellers maken het dier in de war. Als hij al 1 goede heeft, moet er niet nog 1 bij komen want dan is het niet meer logisch wat er wordt aangevoerd.
      - operant conditioneren
        
        Duiven mogen alleen op een vlakje pikken als ze een plaatje van een boom zien. = ondersteuning dat duiven een mentale representatie hebben
        
        Cognitivisten hebben dus meer gelijk dan behavioristen
        
        Er is een bepaald doel nodig om iets aan te leren =aanleren van means end relations.
        
        Kennis / overtuiging dat een bepaald gedrag zal leiden tot een bepaald resultaat.
        
        Er is een directe relatie tussen de grootte van de bekrachtiging en het gedrag dat we vertonen. = overjustification effect
        
        Vind je de opdracht echt leuk of doe je het omdat je gedrag bekrachtigd wordt op het einde?
- - - - Exploreren
        
        Dit gedrag wordt niet direct geuit in het organisme maar je bent er wel mee bezig
    - - Leren door te kijken naar anderen