Please enable JavaScript.

Coggle requires JavaScript to display documents.

Hoofdstuk 3 (Kanttekeningen bij de evolutie theorie (Belangrijke termen…

- - - - Manier van denken 1: Distal verklaring
        
        doel
        
        Hoe helpt het gedrag wat we hier zien in hetgene wat we willen verklaren
        
        Doel = zoete dingen leveren energie op
      - Manier van denken 2: Proximate verklaring
        
        mechanisme
        
        welke condities zijn er aanwezig in dit organisme om het gedrag te verklaren van de mens
        
        Wij weten uit ervaring dat er blije stofjes vrijkomen als we zoete dingen eten
      - Proberen het gedrag te verklaren door termen wat het voor het individu kan opleveren
        
        Proberen bij elk lichaamsdeel, ieder soort gedrag de functie aan te tonen
      - Maar je kan hier niet alles naar toe terugbrengen
        
        Sommige dingen hebben wel een doel maar geen functie meer (zoals blinde darm)
        
        Dit zijn vestigial / rudimentaire kenmerken
    - - Men houdt zich expliciet bezig met gedragingen die karakteristiek zijn voor de soort
      - Ze kijken ook naar de omgevingseisen die nodig zijn voor de ontwikkeling van het gedrag
        
        Een bepaalde ervaring met de omgeving in de kritieke periode (1 tijdsopname) bepaalt het gedrag (Konrad Lorenz)
- - - - Hierdoor is er een ontwikkeling van het motorieksysteem, zintuigelijke systeem en het zenuwstelsel
        
        Genen werken indirect en hebben geen directe invloed op je gedrag.
  - - - genotype is verzameling van je genotype dat wordt bepaald door wat je meekrijgt uit je baarmoeder.
      - Fenotype is het totaal van waarneembare eigenschappen oftewel zichtbaar gedrag van het organisme
      - Je kan een bepaald genotype hebben maar dit komt naar voren door je omgeving.
    - - Langdurig gedragseffect = leven
- - - - ook al hebben stammen dezelfde nog nooit andere gezichten gezien, hebben ze wel dezelfde blik.
        
        Je omgeving heeft wel invloed, want als je je omgeving nog nooit emoties heeft getoond dan weet je ook niet hoe je deze moet uiten.
      - argument voor een evolutie : Dit is een eigenschap om beter te overleven en reproduceren
- - - - submissie signalen
      - geheugen
  - - - samen heb je meer kans om te overleven
    - - een individu helpt een ander en daardoor worden zijn eigen overlevingskansen verkleind --> je helpt niet jezelf maar de soort
      - verklaring
        
        verwantenselectietheorie
        
        mensen die dichter bij je staan help je eerder
        
        theorie van wederkerigheid
        
        als je ze helpt verwacht je er iets voor terug of dat als zij iets goeds gedaan hebben voor jou je dat ook terug doet
- - - - Leren = Dit is binnen een individu een snelle manier van adaptie
    - - Evolutie = langzame manier van adaptie
        
        Variatie = variatie in de genen
        
        Natuurlijke selectie = de variant met de grootste reproductiekans
  - - - worden bepaald door genen, ontstaan in de evolutie
      - Ontstaat ook door wisselwerking genen met omgeving
        
        overlevings en reproductiekansen worden zo verhoogd
    - - Wereldbeeld = objectivistische ontologie
      - Kennis = positivistische epistomologie
      - Theorie = genen
      - Onderzoek = naar tweelingen
- - - - Bv gelijke botstructuur
      - Je kijkt naar de evolutionaire voorsprong
  - - - Convergente evolutie = Vleugels bv hebben dezelfde functie maar ze hebben zich onafhankelijk van elkaar gevormd
      - distel verklaring = het doel is de functie