Please enable JavaScript.

Coggle requires JavaScript to display documents.

H3 Christendom (Leenstelsel / Feodaal stelsel (Adel (Hoog (Veel domeinen…

- - - - Weinig domeinen en kleine kastelen
    - - Veel domeinen en grote burchten
      - Koningen, hertogen, graven
    - - Hoge adel kan oogst opeten noch verkopen
      - Lage adel helpt hoge adel
- - - - Steden in verval
        
        Agrarische samenleving weer belangrijker
        
        Terugval handel
        
        Ontstaan hof- en leenstelsel
  - - - Christelijk
        
        Dwingt bevolking het christendom aan te nemen
      - Grootste rijk van West-Europa
        
        Clovis dood -> rijk valt uiteen
        
        Macht naar hofmeiers
        
        Rond huidgie Frankrijk
    - - Dwingt bevolking het christendom aan te nemen
      - Rond huidige Duitsland
  - - - Monniken stichten kloosters
        
        Trekken nieuwe monniken aan
        
        Vanuit klooster wordt nieuwe klooster gesticht
        
        Aantal kloosters neemt snel toe
      - Regionale machthebber bekeren
        
        Al bekeerd -> steun verwerven
        
        Machthebbers verplichten bevolking christen te worden
        
        Machthebber geeft grond om nieuwe klooster te stichten
        
        Zien christendom als stabiliserende factor die eenheid en rust onder bevolking tot stand kan brengen
    - - Willibrord gaat naar Nederlanden om Friezen te bekeren
        
        Friezen in opstand
        
        Willibrord naar Utrecht -> sticht klooster en wordt bisschop
      - Bonifastus eerst naar Hessen dan naar Friesland
        
        Gedood door Friezen -> denken dat Bonifastus handlanger van Franken is
  - - - Paus van Rome heeft hoogste gezag
      - Latijn is kerktaal
    - - Patriarch Constantinopel heeft hoogste gezag
      - Naast Grieks en Slavisch is landstaal ook kerktaal
- - - - Grote groep bestuurders onderhouden
      - Macht groot houden
    - - Hecht met de paus
      - Latijn -> bestuurstaal en taal van wetgeving
      - Geestelijken benoemd tot ambtenaar
      - Per edelman die gebied bestuurt
        
        Geestelijken die contact behouden met centrale bestuur
    - - Bestrijden met goedgetrainde ruiterij
      - Krijger krijgt gebied in leen
        
        Boeren staan delen van oogst aan krijger af in ruil voor bescherming en het verrichten van diensten
        
        Koning kan krijger oproepen tijdens oorlog
        
        Groep krijgers gaat adel heten
  - - - Wetten door weinig mensen begrepen ivm taalbarrière
    - - Noorden en Westen -> Friezen en Noormannen
      - Oosten -> Saksen en Avaren
      - Zuiden -> Arabieren
- - - - Afhankelijk van hoeveelheid land
        
        Hoeveelheid herendiensten die verricht moesten worden
        
        Hoeveelheid pacht betalen
  - - - Slaven kunnen voor zichzelf zorgen
- - - - Wonen tussen andere mensen en leven in wereld (saeculo)
      - Paus, bisschoppen, priester
    - - Dorpspriesters
        
        Boerenafkomst en weinig/geen opleiding, werkt deels als boer
        
        Toezicht houden op inwoners van parochie
      - Bisschoppen
        
        Adellijke afkomst
        
        Functie
        
        Benoemen en ontslaan van dorpspriesters
        
        Toezicht houden op parochies in bisdom
        
        Kerkelijk bezit in bisdom beheersen
        
        Leenman van koning
      - Aartsbisschop
        
        Eigen bisdom en zelfde functies als bisschop
        
        Toezicht houden op bisschoppen en bisdommen
      - Paus
        
        Fucntie
        
        Kerk besturen
        
        Heeft recht kerkelijke wetten en bepalingen af te kondigen
        
        Oppertoezicht over kloosters
        
        Concilies (kerkvergaderingen van alle bisschoppen) bijeenroepen
        
        Hoogste macht
  - - - Verenigd in groepen -> orde
    - - Hoofd van klooster
- - - - Geen handel door onveiligheid
    - - Te weinig afzet bij plaatselijke bevolking
      - Noodgedwongen boer worden
  - - - Bevolking woonde zowel op platteland als in steden
      - Bevolking leefde van landbouw en handel en nijverheid
    - - Bevolking woont op platteland en leeft van landbouw