Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Hoofdstuk 6c HOT COGNITION (INVLOED AFFECT OP COGNITIE (INVLOED AFFECT OP…
Hoofdstuk 6c HOT COGNITION
EMOTIES EN STEMMINGEN
EMOTIES
PRINCIPE
Objectgerichte
, affectieve ervaring die gepaard gaat met specifieke gedachten, gevoelens en actietendensen
Ze treden vaak op als onze belangen in het geding zijn
Ze zijn kortdurend: verdwijnt wanneer de aandacht ergens anders op gericht is
3 ASPECTEN
1. Actietendens
Verandering in actiebereidheid, gevolg van beoordeeling (appraisal)
Handeling ja, neen?
Het kan leiden tot vermijding van teleurstelling of de neiging om gedrag juist wel te stellen (liefde)
2. Gevoelens
Fnomenologische, subjectieve ervaringen die vaak affectief van aard zijn
3 Soorten
Lichamelijke gevoelen
s: honger, pijn, opwinding
Cognitieve gevoelens
: verbazing, verwarring, bekendheid
Affectieve gevoelens:
blijdschap, triestheid
3. Gedachten
Emoties worden vaak
vergezeld door specifieke gedachten
zoals spijt bij het maken van fouten en jaloezie bij gedachten over je geliefde
STEMMINGEN
PRINCIPE
Ze veroorzaken geen specifieke actietendensen, maar wel algemene actietendensen
Affectieve negatieve of positieve toestand die
geen object
heeft en dus ook
geen specifieke gedachten en gevoelens
Emoties kunnen overgaan in stemmingen als de focus op het object verdwijnt
MOOD REPAIR PRINCIPE
Mensen die in een negatieve stemming verkeren, proberen vaak die negatieve stemmingen ongedaan te maken
MOOD MAINTENANCE PRINCIPE
Mensen die in een positieve stemming verkeren, trachten deze stemming te behouden
INTRO
HOT COGNITION
De studie van
affectieve
en motivationele processen
COLD COGNITION
Onderzoekers die enkel geïnteresseerd zijn in de zuivere cognitieve processen. De studie van koele,
rationele
processen
INDELING EMOTIES RUSSEL
Typische
arousal hoog
: hyperacitef opgewonden, geprikkeld, langzaam
Typische
arousal laag
: loom, vredig, rustig
INVLOED COGNITIE OP AFFECT
RECENTE THEORIEËN
Elementaire cognitieve processen
Minimum aan betekenisgeving
(appraisal) geeft emotie vorm
Geen plaats meer voor fysiologische opwindingen (arousel)
JAMES 1890
Bewustwording lichamelijke veranderingen
Geen betekenisverlening
nodig
Emoties zijn een bijproduct van de relatie tussen een stimulus en een lichamelijke reactie
ARNOLD 1960
2 Problemen bij James´
1.Sommige stimuli leiden eerst niet tot een emotie, maar door de associatie met negatieve ervaringen achteraf wel
Waarom leiden stimuli tot emoties in de ene situatie, maar in andere situaties niet?
Oplossingen
Het ervaren van een emotie is afhankelijk van het
interpreteren
/beoordelen van de
stimulus
SCHACHTER 1960
Bepaalde attributie wordt gemaakt bij lichamelijke veranderingen die men ervaart
Arousal
is aspecifiek en de gevolgen ervan worden bepaald door de
attributie
die het individu hierover maakt
RECENTE APPRAISAL THEORIEËN
Primaire appraisal
Valentie of plezierigheid van een gebeurtenis
Secundaire appraisal
Agency of verantwoordelijkheid
Tertiaire appraisal
Nieuwheid of onverwachtheid van een gebeurtenis
Andere dimensies
Angst, spijt, schaamte
CONTRAFEITELIJK DENKEN
Negatieve gebeurtenissen waarbij je gemakkelijk een alternatieve, betere afloop kunt bedenken, versterken de emoties
Contrafeitelijk denken verwijst naar het proces waarbij gebeurtenissen gesimuleerd worden en mentaal ongedaan gemaakt worden door factoren te veranderen
Versterking van emoties door contrafeitelijk denken is sterker bij - dan bij + gebeurtenissen (bij negatieve uitkomsten worden gemakkelijker contrafeiten gegenereerd)
INVLOED AFFECT OP COGNITIE
STEMMINGSDEDUCTIEMETHODEN
bv., potlood tussen tanden of als een sigaret tussen de lippen)
De Velten techniek: proefpersoon leest 60 uitspraken voor die over hem/haar zelf gaan (bv. “ik ben dood vanbinnen”) welk effect heeft dat op cognitie?
AFFECT PRIMING
Selectieve aandacht
: affect-congruente informatie krijgt meer aandacht dan affect-incongruente informatie
Bv. ongelukkig gevoel: meer aandacht voor negatieve zaken
Selectieve encodering
: doordat negatieve of positieve kenmerken meer toegankelijk zijn in bepaalde affectieve toestanden, worden deze sneller gebruikt om nieuwe informatie te interpreteren
Bv. denken aan meer negatieve zaken, meer toegankelijk (sneller associaties gemaakt met negatieve elementen)
Selectieve herinnering
Bv. men herinnert zich enkel maar negatieve kenmerken van een persoon
AFFECT ALS BRON VAN INFORMATIE
Emoties geven een signaal hoe men dient te reageren
Bv. slecht weer: minder positieve beoordeling van het leven
Affect dat geassocieerd wordt met een stimulus is vaak de belangrijkste bron van beslissingen. Men vergeet immers vlug de feitelijke basis van oordeelsvorming
Stemmingen kunnen ook ten onrechte toegeschreven worden aan een saillante stimulus
INVLOED AFFECT OP INFORMATIEVERWERKING
Mensen in een + stemming verwerken informatie oppervlakkig, in – stemming verwerken ze informatie ‘dieper’
In positieve stemming worden cognitieve vertekeningen sterker, stereotyperen we meer
Verklaring 1
: Als we in een + stemming zijn, is dat een teken dat alles in orde is (adapieve betekenis van emoties)
Verklaring 2
: Mood maintenance principe: Elke activiteit die de + stemming kan veranderen, wordt vermeden, dit geldt ook voor grondig nadenken over een stimulus
Verklaring 3
: positieve stemming reduceert de cognitieve capaciteit. Positieve herinneringen en constructen zijn meer divers en meer verspreid in het geheugen. Men heeft dan ook men meer capaciteit nodig om ze op te halen
AFFECT INFUSIE
Sterke Affect-Infusie
Lage motivatie en lage capaciteit
Heuristische verwerking
: shortcuts, beslissen op basis van stereotypen, ...niet veel nadenken (affect als informatie: ‘buikgevoel’)
Hoge motivatie en hoge capaciteit
Uitgebreide verwerking:
zorgt ook voor veel mogelijkheden voor affect om een invloed te hebben (meer in de zin van affect priming): meer ruimte gecreëerd voor affect om ergens binnen te sluipen
Zwakke Affect-Infusie
Motivatie laag en men kan zich baseren op eerdere beslissingen
Directe toegang
: weinig gemotiveerd: bv. altijd hetzelfde broodje eten
Specifieke motivatie om welbepaalde beslissing te nemen
Gemotiveerde verwerking
: wil niet zeggen hoge motivatie: op voorhand al bepalen wat je wil beslissen (zowel informatie als affect speelt dan niet echt mee)
EFFECT STEMMING VERSUS EMOTIE
In vergelijking met stemmingen hebben emoties meer beperkte en specifieke effecten
BEHEERSEN DOODSANGST
Terror management theory stelt dat het menselijk bewustzijn van de eigen eindigheid en het instinct tot zelfbehoud een verlammende angst creëren
Culturele wereldvisie
Symbolische onsterfelijkheid
Zelfwaardering
In experimenten waar de zelfwaardering wordt opgekrikt, heeft men minder angst voor de dood
Men beschermt de culturele wereldvisie (worldview defense). Bv., men oordeelt positiever over mensen die de visie onderschrijven en negatiever over diegenen die dit niet doen
INVLOED AFFECT OP GEDRAG
GEANTICIPEERDE EMOTIE
Spijt is een emotie die een belangrijke rol speelt bij het kiezen tussen verschillende alternatieven
VOORSPELLEN TOEKOMSTIG AFFECT
Meestal schatten we het soort gevoelens goed in
De intensiteit en duur van die gevoelens schatten we echter vaak verkeerd in
4 Verklaringen
1..We hebben foute theorieën over wat ons blij of verdrietig maakt
We stellen negatieve uitkomsten slechter voor om ons te motiveren in de toekomst
Onvoldoende correctie voor tijdseffecten. We stellen ons vaak voor hoe we ons voelen direct na de negatieve gebeurtenis
Mensen houden geen rekening met hun psychisch afweersysteem.
INVLOED MOTIVATIE OP COGNITIE
MOTIVATIE EN BEKWAAMHEID
Capaciteit en moeilijkheid bepalen hoeveel inspanning we leveren
Motivatie bepaalt gewoon de maximale hoeveelheid inspanning
BEHOEFTE COGNITIEVE AFSLUITING
de wens om definitieve en zekere kennis te bezitten, in tegenstelling tot verdere verwarring en ambiguïteit
Situaties
Tijdsdruk, Lawaai (noise), Vervelendheid, Extra belasting, Kosten bij fouten (-)
Individuele verschillen
Nood aan orde, Nood aan voorspelbaarheid, Nood aan besluitvaardigheid, Intolerantie voor ambiguïteit , Enggeestigheid