Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Het begin van het leven (3.1 Erfelijkheid (Gameten: De geslachtscellen van…
Het begin van het leven
3.1 Erfelijkheid
Gameten: De geslachtscellen van de moeder en de vader die een nieuwe cel vormen tijdens de bevruchting = de zygote
Gen: De basiseenheid van genetische informatie. Alle genen zijn opgebouwd uit DNA (bepalend voor de aard en de functie van elke cel in het lichaam. DNA bestaat uit strengen van 46 chromosomen (drager van het erfelijk materiaal) in 23 paren.
Genetica
Dominante eigenschap: De eigenschap die tot uiting komt. Recessieve eigenschap: Een eigenschap die in een organisme aanwezig is maar niet tot uiting komt.
Genotype: De onderliggende combinatie van genetisch materiaal dat in een organisme aanwezig is.
Fenotype: Een waarneembaar kenmerk.
Homozygoot: Gelijke genen ervend voor een bepaalde eigenschap. Heterozygoot: Verschillende vormen van het gen ervend voor een bepaalde eigenschap.
Polygenische overerving: Overerving waarbij een combinatie van meerdere genenparen verantwoordelijk is voor de productie van een specifieke eigenschap.
-
-
-
-
Genetische advisering
Echoscopie: Baarmoeder wordt gescand door middel van geluidsgolven met een hoge frequentie (omvang en vorm)
Vruchtwaterpunctie (tussen 15e en 18e week): Een klein monster van foetale cellen vanuit de vruchtzak wordt onderzocht op genetische afwijkingen. Met een kleine naald wordt er in het vruchtwater gestoken.
Vlokkentest (tussen 8 en 11 weken): Kleine monsters worden genomen van het haarachtige materiaal om het embryo heen. Riskante methode, wordt dan ook nauwelijks gebruikt.
Monozygotische tweeling: Tweelingen die genetisch identiek zijn (een cluster cellen splitst zich in de eerste twee weken af).
Dizygotische tweeling: Tweelingen die verwekt worden wanneer twee afzonderlijke eicellen ongeveer tegelijkertijd bevrucht worden door twee afzonderlijke zaadcellen
Vaststellen van het geslacht: XX is vrouw, XY is man.
-
-