Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Hoofdstuk 2 Elektrische Energie (Elektriciteit in huis (Huisinstallatie…
Hoofdstuk 2 Elektrische Energie
Elektrische energie produceren
Elektriciteitscentrale
Centrale die grote hoeveelheden elektrische energie opwekt
Spoel
Gewikkeld stuk metaaldraad. Onderdeel van een dynamo waarin onder invloed van magnetisme een spanning wordt opgewekt
Brander
Onderdeel van een elektriciteitscentrale waarin aardgas, steenkool of een andere brandstof wordt verbrand
Koeltoren
Toren waarin opgewarmd koelwater weer afgekoeld wordt. Koelwater wordt in elektriciteitscentrales
Generator
Onderdeel van een elektriciteitscentrale dat werkt als een grote dynamo: bewegingsenergie wordt ermee omgezet in elektrische energie
Turbine
Onderdeel van een elektriciteitscentrale met schoepen. De stoom die tegen de schoepen komt zet de as van de turbine in beweging, en daarmee ook de generator
Wisselspanning
Spanning die voortdurend van plus naar min wisselt, zoals de spanning op het lichtnet.
Kerncentrale
Centrale die grote hoeveelheden elektrische energie opwekt. De hiervoor benodigde energie wordt opgewekt door het splijten van zware atomen.
kWh-meter
Meter die het verbruik van elektrische energie in huis meet.
Inductiespanning
Opgewekte spanning die het gevolg is van inductie: het herhaaldelijk veranderen van het magnetisch veld in een spoel.
Inductie
Verschijnsel dat er spanning ontstaat tussen de uiteinden van een spoel als het magnetisch veld in een spoel verandert.
Vermogen
Hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt. De eenheid is watt (W).
Condensor
Onderdeel van een elektriciteitscentrale waarin 'afgewerkte' stoom wordt gecondenseerd tot (vloeibaar) water.
Elektrische energie vervoeren
Elektromagneet
Een elektrisch onderdeel, zoals een spoel, dat zich onder invloed van een elektrische stroom als een magneet gaat gedragen.
Effectieve spanning
De 'gemiddelde' spanning van een wisselspanning. Als je met een wisselspanning moet rekenen, bijvoorbeeld om het vermogen uit te rekenen, gebruik je de effectieve spanning.
Energieverlies
Het gegeven dat er elektrische energie verloren gaat tijdens het transport, doordat een deel van die energie wordt omgezet in warmte.
Primaire spoel
Onderdeel van een transformator dat elektrische energie opneemt uit het lichtnet. Er loopt wisselstroom doorheen.
Secundaire spoel
Onderdeel van een transformator dat elektrische energie afgeeft aan een apparaat.
Hoogspanning
Spanning van 380 kV die wordt gebruikt om elektrische energie over grote afstanden te vervoeren.
Gelijkspanning
Spanning die onveranderlijk is, zoals de spanning van een batterij of accu.
Ideale transformator
Transformator waarbij er geen energieverlies optreedt bij het omzetten van spanning.
Netspanning
Spanning van 230 V, zoals je die thuis gebruikt.
Elektriciteit in huis
Huisinstallatie
Het geheel van meetapparatuur, beveiligingsapparatuur en elektriciteitsdraden die door de muren en plafonds van een huis lopen.
Aardleiding
Onderdeel van de meterkast dat is verbonden met een metalen pin. Die pin voert lekstroom de bodem in.
Groepszekering
Onderdeel van de meterkast dat de stroom uitschakelt als de stroomsterkte in de bijbehorende groep groter wordt dan 16 ampère.
Aardlekschakelaar
Voorziening die de stroomsterkte in de fasedraad vergelijkt met de stroomsterkte in de nuldraad. Als het verschil groter wordt dan 30 mA, dan schakelt de aardlekschakelaar de stroom uit. Er kan dan geen stroom meer 'weglekken'.
Installatieautomaat
Een elektronische zekering. Als de zekering de stroom uitschakelt klappen er hefboompjes om.
Dubbele isolatie
Manier van isoleren waarbij twee lagen isolatie worden aangebracht: rond de onderdelen waar de stroom doorheen loopt en aan de buitenkant van het apparaat.
Contactweerstand
De weerstand die een lichaam biedt op de plaatsen waar stroom het lichaam in- of uitgaat.
Schakeldraad
Zwarte elektriciteitsdraad waar alleen spanning op staat als de schakelaar in de AAN-stand staat.
Aarddraad
Groengele elektriciteitsdraad die loopt van de buitenkant van een apparaat naar de rand van een stopcontact. Als er spanning komt te staan op de buitenkant van het apparaat, loopt er via deze draad een flinke lekstroom naar de aarde.
Kortsluiting
Het gevolg als de stroom in een stroomkring ongewenst een weg vindt met een veel te kleine weerstand.
Lichaamsweerstand
De mate waarin een lichaam stroom geleidt.
Fasedraad
Bruine elektriciteitsdraad waarop een wisselspanning staat van 230 V.
Randaarde
Beveiliging aan de stekker van een apparaat met een metalen buitenkant. De metalen buitenkant staat via een aarddraad in verbinding met een metalen pen in de rand van het stopcontact.
Nuldraad
Blauwe elektriciteitsdraad die de stroomkring afmaakt. Op deze draad staat geen spanning.
Overbelasting
Het gevolg van het inschakelen van te veel apparaten in één groep waardoor de totale stroomsterkte boven 16 A komt.
Formules
P = U x I
Vermogen = spanning x stroom
E = P x t
Energiegebruik = vermogen ( in Joule ) x tijd (sec)
Energieverbruik = vermogen ( in kW) x tijd (uur)
P = I² x R
Vermogen = stroom² x weerstand (ohm)
Up : Us = Np : Ns
Spanning in primaire spoel : Spanning in secundaire spoel = Aantal windingen in primaire spoel : aantal windingen in secundaire spoel
Pp = Ps
Vermogen in primaire spoel = vermogen in secundaire spoel
Up x Ip = Us x Is
Spanning in primaire spoel x stroom in primaire spoel = spanning in secundaire spoel x stroom in secundaire spoel
Itot = i² + i² + i³
Totale stroomsterkte = stroom in weerstand 1+ stroom in weerstand 2 + stroom in weerstand 3
Ptot = P1+P2+P3
Totale vermogen = vermogen in weerstand 1 + vermogen in weerstand 2 + vermogen in weerstand 3
Ptot = U x Itot
Totale vermogen = spanning x totale stroomsterkte