Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Hoofdstuk 2: de buitenwereld op de helling (inclusief primaire teksten)…
Hoofdstuk 2: de buitenwereld op de helling (inclusief primaire teksten)
Immanuel Kant
het schandaal van de filosofie:
wij zijn niet in staat om een bevredigend bewijs te leveren van het bestaan van de dingen buiten ons.
Het transcendentaal idealisme (prisma-man!)
Er bestaat wel een buitenwereld, maar we kunnen niet zeggen hoe deze eruit ziet. Het bestaan van een buitenwereld is noodzakelijk. Je bent pas achteraf bewust van een ervaring dus jij kan niet de oorzaak van de ervaring zijn.
Noumenale wereld
: de wereld die onafhankelijk van ons is (De buitenwereld). Het feit dat we kunnen twijfelen aan deze wereld geeft al aan dat er zoiets moet bestaan, want onze ervaringen moeten ergens vandaan komen.
Fenomenale wereld:
De binnenwereld, de wereld die we waarnemen.
probleem! hij maakt uiteindelijk gebruik van abductie
John Locke
Indirect realisme
De buitenwereld bestaat! Onze zintuigen bevestigen elkaar. Onze geest het vermogen om ideeën te abstraheren, te vergelijken en samen te voegen waardoor onze empirische kennis vorm krijgt. Volgens Locke wordt al onze kennis van de buitenwereld bemiddeld door ideeën en denkobjecten. Via afleiding naar de beste verklaring (abductie) verklaard hij de buitenwereld.
ik zie een rond voorwerp, en ik voel dat het rond is dus het is een bal!
probleem! Abductie kan ook fout zijn en werkt niet voor waarnemingen zoals kleur en smaak, want deze worden waargenomen door 1 zintuig
Om het abductie probleem op te lossen onderscheid Locke de primaire en secundaire eigenschappen. Het indirect realisme beschouwt de waarneming als een soort constructie uit eenvoudige bouwstenen waaruit concepten worden samengesteld
primaire kwaliteiten
: corresponderen met de feitelijke wereld. Constante eigenschappen
secundaire kwaliteiten
: slechts met 1 zintuig; ze bestaan pas in de waarneming, de banaan is pas geel als we al de kleur geel hebben gezien.
gelijkenis Hume:
enkelvoudige ideeën samenvoegen tot complexe
Reid
Direct realisme
De buitenwereld nemen we direct waar, en niet via de omweg van ideeën. Het direct realisme is een vorm van empirisme waarbij de waarneming gecorrigeerd wordt door het verstand (gezond verstand) . Niet alles lijkt zoals het is, maar dat is geen tegen argument. hallucinaties en illusies zijn meer uitzonderingen.
probleem! alleen op basis van je zintuigen kan je geen verschil maken tussen de 2 kwaliteiten. Een banaan komt niet alleen krom voor, maar ook geel en zoet
Er bestaat volgens Reid een wereld buiten de vermogens van de geest. Maar het zijn de objecten in deze wereld die onze kennis vormen en niet de ideeËn die wij in de geest als beelden hebben gevormd. Onze zintuigen zijn verantwoordelijk voor de directe wisselwerking tussen de geest en objecten. De theory of ideas gaat tegen ons gezond verstand in, we krijgen geen goed begrip voor de activiteiten van de geest en de bewijzen van de ideeën mensen zijn te zwak. Je kan dus concluderen dat wij rechtstreeks toegang hebben tot externe objecten in de buitenwereld
Naïef realisme
Alles bestaat onafhankelijk van onze waarnemingen en ze blijven ook bestaan. Gelijkenis met direct realist, alleen zij zeggen dat objecten werkelijk alle eigenschappen hebben die we waarnemen
afhankelijk van perspectief en je weet niet wat waarachtig is en wat hallucinatorisch
Bezwaar Descartes
: We blijven alleen plaatjes zien, onze zintuigelijke ervaringen kunnen ook op een totaal andere manier worden voortgebracht. Want alles wat we waarnemen kan ook plaatjes zijn.
Berkeley
Idealisme
Alleen de binnenwereld bestaat, de zintuigelijke ervaring is het eindpunt. Wat onze zintuigen ons vertellen is gewoon de werkelijkheid, er is geen onderscheid tussen primaire en secundaire kwaliteiten.
Je kan een banaan niet zonder zijn gele kleur bedenken.
Subjectief idealisme
''Esse est percipi oftewel bestaan is waargenomen worden. Alles bestaat alleen in de waarneming, er zijn geen blijvende eigenschappen zoals primaire kwaliteiten. Ze bestaan beide gewoon in de waarneming. Objecten hebben geen materiële werkelijkheid in een onafhankelijke buitenwereld, wat wij objecten noemen zijn voor hem bundeltjes met zintuigelijke ervaringen.
--> gevaar op solipsisme (je bent de enige die bestaat)
Objectief idealisme:
Hoe komt het dat de woonkamer er precies hetzelfde uitziet voor dat ik naar de plee ging? --> God neemt alles waar hij zorgt voor een continu bestaan van alles wat er bestaat door alles onophoudelijk waar te nemen. Ook andere mensen neemt hij waar, dus die bestaan ook
deze twee spreken elkaar tegen. Want alles bestaat toch als je het hebt gezien? We hebben God nooit gezien dus dan bestaat hij toch niet?
Volgens Berkeley is het, welke waarneembare kwaliteiten we ook waarnemen (bijv. vorm of kleur), in alle gevallen onmogelijk dat deze kwaliteiten zouden bestaan in iets wat haar niet waarneemt. dit komt omdat het per waarnemer en situatie verschilt. Hiermee verwerpt hij dus het onderscheid tussen primaire en secundaire kwaliteiten.
Volgens Berkeley bestaan primaire kwaliteiten in de geest. Grootte van objecten wordt door kleine wezens anders waargenomen dan door grotere wezens.
Mill
Fenomenalisme
: we nemen geen objecten waar maar juist fenomenen. Ze bestaan zowel in onze waarneming en buiten om. Waarneembare fenomenen hebben een bepaalde duur ze bestaan al als ze waarneembaar zijn.
Russel
Fenomenalisme
: De wereld verschijnt aan ons in de vorm van
sense-dat
a (fenomenen, onze ervaringen en bewustzijnsinhouden, directe gegevens die we ervaren). Met deze sense data zijn we onmiddellijk vertrouwd
(kennis van vertrouwdheid)
. Van deze sense-data maken we vervolgens logische constructies (fysische objecten), deze kennen we niet onmiddellijk uit eigen ervaring maar door
kennis door beschrijving
(kennis die we afleiden uit de fenomenen wat zich daarachter speelt)
De sense-data zijn objectief omdat wij er zeker van zijn en ze zijn voorgeworpen. ze zijn alleen voor onszelf toegankelijk dus in die zin zijn ze subjectief.
De eliminatist
.
Er bestaat een buitenwereld, maar zaken zoals smaken en kleuren bevinden zich daar niet.
Metamerisme
: kleuren hebben geen vast spectrum, veel verschillende lichtgolven maar toch dezelfde kleur. Met behulp van het projectivisme en het eliminativisme lossen wij dit op. We elimineren alle kleuren (
decoderen
) en zeggen dat de kleuren in onze ogen zit. We kleuren (
encoderen
) zelf alles in.
Dispositionele benadering:
We kunnen kleuren opvatten als dispositionele kwaliteiten. De banaan heeft volgens waarnemers de dispositionele eigenschap dat hij in bepaald licht (normaal daglicht) geel lijkt. (De banaan zelf heeft de dispositionele eigenschap, dat wil zeggen: als iemand kijkt, dan lijkt de banaan geel). De dispositionele eigenschap van de kleurenkaartjes brengt een 'respons' teweeg in een waarnemer. Als nu de respons van de waarnemers steeds gelijk is als we een en hetzelfde kleurkaartje hebben neergelegd, dan mogen we zeggen dat alle mensen een en dezelfde 'dispositionele eigenschap' (=kleur) zien.
dispositie: een eigenschap die slechts in bijzondere omstandigheden aan het licht komt.