Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
College 7 Stemmingsstoornissen H7 Mood Disorders and suicide, Inleiding
…
-
Inleiding
- Binnen de stemmingsstoornissen heb je twee enorme stoornissen.
- De eerste is een bipolaire stoornis. Een bipolaire stoornis bestaat uit twee eigenschappen: het ervaren van een manie en het ervaren van een depressie.
- Bij een manie is er veel energie en enthousiasme voor het leven.
- Bij een depressie is dit allemaal weg en kan er alleen nog negatief gedacht worden over de wereld. Ook gaan denken, bewegen en praten langzaam.
- De tweede is een depressieve stoornis. Bij een depressieve stoornis is er alleen sprake van een depressie en niet van een manie. De depressieve symptomen nemen de gehele persoon over, zoals zijn emoties, lichamelijke functies, gedragingen en gedachten.
Symptomen van een depressie
- De voornaamste symptomen van een depressie zijn een depressief humeur hebben die buiten proporties aanwezig is en de interesse in het leven verloren hebben, dit wordt ook wel anhedonia genoemd.
Andere symptomen zijn:
- Veranderingen in slaap, eetpatroon en mate van activiteit.
- Psychomotorische vertraging (psychomotor retardation): het verminderen van je spraak. lopen en reactievermogen.
- Psychomotorische onrust (psychomotor agitation): opgewonden zijn, niet stil kunnen zitten enz.
- Gedachten van mensen met een depressie zitten vol met zichzelf waardeloos voelen, schuld voelen, hopeloosheid en suïcidale gedachten.
- Soms is er ook sprake van negatieve wanen en hallucinaties.
Diagnosticeren van depressieve stoornissen
- Als een aantal symptomen - passend bij de stoornis depressie - langer dan twee weken aanhoudt, dan kun je gediagnosticeerd worden met een depressieve stoornis (major depressive disorder).
- De persoon moet interesse in normale activiteiten verloren zijn of een depressief humeur vertonen en ook vier andere depressieve symptomen vertonen. Deze symptomen moeten zo erg zijn dat ze het functioneren van de persoon belemmeren.
- Meer chronische vormen van een depressie zijn geherformuleerd binnen de DSM-5, zoals de aanhoudende depressieve stoornis (persistent depressive disorder). Met een aanhoudende depressieve stoornis heb je een depressief humeur voor het grootste gedeelte van de dag. Je hebt hier meer dagen wel last van dan niet, minstens twee jaar lang. Bij kinderen en adolescenten is dit één jaar lang.
Wil je deze stoornis kunnen categoriseren bij mensen dan moet er minimaal sprake zijn van twee of meer van deze symptomen:
- Weinig zin hebben om te eten
- Slapeloosheid/vermoeidheid
- Weinig energie
- Weinig eigenwaarde
- Weinig concentratie of hulpeloze gevoelens
Een periode zonder deze symptomen mag niet langer dan twee maanden zijn, anders is er geen sprake van een aanhoudende depressieve stoornis.
Diagnosticeren van depressieve stoornissen II
Meer dan 70% van de mensen met een depressie heeft in zijn leven ook last van een andere stoornis.
De DSM-5 erkent een aantal van deze comorbide stoornissen:
- Depressie met angst
- Depressie met drie kenmerken van manie, maar te weinig kenmerken om een bipolaire stoornis te bezitten.
- Depressie met melancholieke eigenschappen waarbij fysieke symptomen erg vooraanstaand zijn.
- Depressie met psychotische eigenschappen -> hallucinaties en wanen
- Depressie met catatonie -> niet meer bewegen tot heel veel bewegen
- Depressie met atypische symptomen
- Depressie met een sezoenspatroon, ook wel seizoen affectieve stoornis (seasonal affective disorder) genoemd. Hierin hebben mensen minimaal twee jaar last van depressie waarvan ze ook genezen. Ze ervaren de depressie in de winter en genezen ervan in de zomer.
Naast de bipolaire depressieve en de depressie stoornis heb je ook de premenstruele dysforische stoornis (premenstrual dysphoric disorder). Een set van symptomen die vaak een week voor aanvang de menstruatie verschijnt, gekarakteriseerd door depressie of angstsymptomen, spanning of irritatie/boosheid.
- Ze kunnen het humeur van een vrouw een week voor de menstruatie beïnvloeden of als de menstruatie is begonnen. Het neemt weer af na het menstrueren.
Prevalentie en loop van depressieve stoornissen
- Bij ouderen wordt een depressie veel minder gediagnosticeerd vanwege het moeilijk kunnen identificeren van een depressie bij ouderen. Ouderen zijn minder geneigd om aan te geven wanneer ze depressieve symptomen ervaren.
- Depressieve symptomen kunnen voorkomen in samenspel met een serieuze medische ziekte waardoor depressie hiervan moeilijk te onderscheiden valt en het is bovendien moeilijk te onderscheiden van cognitieve verval.
- Bij ouderen kan er ook gewoon minder van een depressie sprake zijn, omdat mensen met een depressie niet zo oud worden of over de jaren heen vaardigheden leren om er mee om te gaan.
- Een depressie komt minder voor bij kinderen dan bij volwassenen.
- Vrouwen ervaren twee keer meer depressieve symptomen en zij ervaren ook sneller een depressieve stoornis dan mannen.
- Depressie is iets dat lang aanwezig zal zijn. Zelfs na genezing is de kans op terugval erg groot. Een depressie hebben kost je individueel, maar ook de maatschappij erg veel geld.
- Bij behandeling is verbetering significant merkbaar en de kans op terugval kleiner dan wanneer men zich niet laat behandelen.
- Veel mensen laten zich niet helpen, omdat er of geen geld voor hebben of denken dat het maar een fase is die vanzelf over gaat.
Symptomen van een manie
- Mensen die een manische episode ervaren zijn meestal opgetogen gemengd met prikkelbaarheid en agitatie.
- Ze hebben een onrealistisch positieve en grandioze eigenwaarde.
- Ze ervaren veel gedachten en impulsies, waarvan sommige wanen of hallucinaties kunnen zijn.
- Ook praten ze snel en gedwongen, waarbij ze een stroom van fantastische ideeën willen overbrengen. Hierdoor raken ze betrokken in impulsieve gedragingen en wagen zich aan grote plannen/doelen.
- Een persoon moet minimaal een week een verhoogd of geïrriteerd humeur laten zien samen met de symptomen die hierboven zijn benoemd. Deze symptomen belemmeren het functioneren van de persoon in kwestie.
- Mensen die deze vorm van manie ervaren, worden gediagnosticeerd met een bipolaire I stoornis. De depressieve symptomen zijn dan minder frequent of mild aanwezig.
- Bij een bipolaire II stoornis ervaart de persoon dezelfde symptomen als van een depressieve stoornis, waarbij de manische perioden milder zijn (hypomanie).
- Tot slot is er ook nog een cyclothyme stoornis (cyclothymic disorder), een mildere maar chronische vorm van een bipolaire stoornis. Je schommelt dan tussen hypomanische en depressieve symptomen voor een periode van twee jaar. Ze voldoen niet aan de volle criteria voor een hypomanie of depressieve stoornis.
- Ongeveer 90% van de mensen met een bipolaire stoornis hebben afwisselende perioden van beide symptomen. Het is relatief gebruikelijk dat de episoden steeds vaker en korter op elkaar volgen.
- Als je vier of meer humeurepisoden hebt die criteria van een manie, hypomanie of depressie bevat gedurende een jaar, dan kan je gediagnosticeerd worden met rapid cycling bipolar disorder.
- Er is onderzoek gedaan naar bipolaire stoornissen bij kinderen. Dit is lastig te onderzoeken, omdat het onderscheid tussen ADHD, ODD en bipolaire symptomen erg moeilijk te onderscheiden is bij kinderen.
- De DSM-5 heeft een onderscheid gemaakt tussen kinderen met temperamentuitbarstingen en kinderen die meer klassieke bipolaire symptomen vertonen. De eerste groep kinderen wordt dan vanaf 6 jaar en ouder gediagnosticeerd met disruptive mood dysregulation disorder.
- Bij DMDD zijn de uitbarstingen hevig, buiten proportie en in de ontwikkeling storend aanwezig. Het kind moet verbaal en fysiek agressief gedrag vertonen tegen anderen.
- Tussen de uitbarstingen door is het kind geïrriteerd en boos. Per week moeten er drie uitbarstingen zijn voor tenminste twaalf maanden in tenminste twee verschillende settingen.
Prevalentie en verloop van een bipolaire stoornis
- Een bipolaire stoornis komt veel minder voor dan een depressieve stoornis. De prevalentie is erg laag en het komt gelijk voor onder vrouwen, mannen en culturen.
- Het is dus vooral een gevolg van biologische factoren en het wordt ontwikkeld in de late adolescentie of vroege volwassenheid.
- Ze ervaren chronische problemen in hun baan/relaties, gebruiken middelen en ontwikkelen vaak ook een angststoornis.
Creativiteit en de stemmingsstoornissen
- Uit onderzoek is gebleken dat de kenmerken van een manie (verhoogd zelfvertrouwen, ideeënstroom, veel energie etc.) leiden tot geniale ingevingen en creativiteit.
- Schrijvers, artiesten en componisten hebben een grotere prevalentie voor een manie en depressie.
Theorieën over depressie - biologische theorieën
- Genetische factoren: Mensen met ouders met een depressie vertonen in twee derde van de gevallen ook een depressieve stoornis. Concordantiecijfers zijn hoger bij eeneiige tweelingen. Wanneer de depressie vroeg begint, is de genetische basis sterker. Er kunnen problemen zijn bij het serotonine transporter gen. Het gaat dan vooral om de combinatie van een disgereguleerde serotonineniveau in combi met negatieve levensgebeurtenissen of stress. Dit geldt ook voor bipolaire stoornissen.
- Neurotransmitter systeem factoren: Er wordt dan voornamelijk gekeken naar de neurotransmitters serotonine en noradrenaline. Er wordt een verminderde concentratie gevonden in de synaptische spleet bij depressieve mensen. Dit kan komen door abnormaliteiten rond de synthese van deze NT of door disregulatie van de serotonine transporter gen. Er worden dan minder NT vrijgegeven. Bij bipolaire stoornissen speelt vooral dopamine een rol, waarbij er veel of weinig beloning wordt gezocht met betrekking tot de dopamine levels.
- Structurele en functionele abnormaliteiten: er worden structurele abnormaliteiten gevonden in de volgende hersengebieden bij depressieve personen: prefrontale cortex, anterior cingulate, hippocampus en amygdala. Zo vertoont de prefrontale cortex (vooral links: motivatie en doel-oriëntatie) verminderde metabolisme en vermindering in grijze stof. De anterior cingulate gyrus (respons op stress, emotionele expressie en sociaal gedrag) vertoont verschillende activiteitlevels. De hippocampus lijkt kleiner (door verstoring van de aanmaak van neuronen) en heeft een lager metabolisme. Dit kan komen door overactiviteit van het hormoon cortisol. De amygdala lijkt groter en het vertoont meer activiteit. Dit kan leiden tot ruminatie. Voor bipolaire stoornissen zijn ook abnormaliteiten gevonden in de amygdala, maar ook in het striatum (basale ganglia( wat erop duidt dat ze gevoeliger zijn voor beloningen en inflexibele reacties hebben op beloningen. Ook worden er bij kinderen abnormaliteiten in de witte stof gevonden.
- Neuro-endocrine factoren: De hypothalamic-pituitary-adrenal axis is betrokken bij de vecht-vluchtreactie. Dit systeem werkt samen met de hippocampus, amygdala en cerebrale cortex. Wat er gebeurt bij stress: de hypothalamus stoot CRH uit naar de anterior pituitary, waardoor corticotropin vrijkomt en de adrenal cortex cortisol laat vrijgeven. Dit helpt het lichaam te reageren door middel van een vecht- of vluchtreactie. De hypothalamus heeft zijn eigen regulatie omtrent hoeveelhedwn cortisol. Depressieve mensen vertonen chronische cortisol en CRH-levels. Er bestaat een grotere kans bij vrouwen.
Psychologische theorieën over depressie
- Gedragstheorieën gaan ervan uit dat een depressie veroorzaakt wordt (in de meeste gevallen) door veel stress of een negatieve levensgebeurtenis. De behavioral theories of depression suggereren dat stress leidt tot een depressie, omdat het positieve gebeurtenissen vermindert. Dit wordt weer in stand gehouden door het gedrag. Dit gedrag komt voornamelijk voor bij mensen met weinig sociale vaardigheden, omdat ze eerder afwijzing door anderen ervaren en zich daardoor terugtrekken. De learned helplessness theory suggereert dat mensen die in situaties hebben gezeten waar ze geen invloed op hadden, zichzelf wijsmaken dat ze nergens invloed op zullen hebben waardoor motivatie en uitvoerende acties verminderen. Bij bipolaire mensen kunnen stress, zoeken van beloning en routine veranderingen zorgen voor een depressieve of manische episode.
- Cognitieve theorieën: volgens de cognitieve psychologe kan een depressie ontstaan en in stand blijven door de negatieve cognitieve triade. Dit houdt in dat mensen negatieve gedachten over zichzelf, de wereld en de toekomst hebben. Deze gedachten houden ze in stand door leuke gebeurtenissen te vermijden. Uit deze theorie is de cognitieve gedragstherapie ontstaan. Een andere theorie - aangeleerde hulpeloosheid theorie - beweert dat mensen zichzelf depressief praten door een negatieve gebeurtenis totaal aan zichzelf te wijten. Personen beschuldigen zichzelf en hun stabiele attributen in plaats van hun omgeving en onstabiele attributen. Hopelessnes depression ontwikkelt zich dan vervolgens door pessimistische attributen te vormen voor de meest belangrijke gebeurtenissen in iemands leven en de consequenties van de gebeurtenissen te ervaren op een manier dat ze er niet mee om kunnen gaan. Een pessimistische attributiestijl voorspelt de mate van verschijning en het terugkomen van depressie. Ook doen depressieve mensen veel aan ruminatie: negatieve woorden onthouden en globale herinneringen vormen. Dit vermindert de emotionele pijn.
- Interpersoonlijke theorieën: Volgens de interpersonl theories of depression zijn depressieve mensen constant in conflict met hun omgeving. Dit komt doordat ze voortdurend bevestiging van hun omgeving zoeken en gevoeliger zijn voor afwijzing (rejection sensitivity). Hierdoor keert de omgeving zich van deze mensen af en duurt de depressie langer.
- Socioculturele theorieën: tegenwoordig kunnen meer mensen last hebben van een depressie (dan voorafgaande generaties) door cohort effecten. Geslachtsverschillen hebben ook invloed, zoals vrouwen een grotere kans hebben dan mannen. Vrouwen rumineren meer door hun bredere netwerken kunnen ze eerder conflicten ervaren (en hier last van hebben) en vrouwen vergelijken hun eigenwaarde met hun relaties. Vrouwen hebben ook meer last van seksuele mishandeling. Etnische verschillen laten ook verschillen in depressie prevalentie cijfers zien.
Biologische behandeling voor stemmingsstoornissen
- Er zijn veel verschillende medicijnen op de markt, elk met zijn eigen voor- en nadelen. De huidige antidepressiva werkt voor ongeveer 50 a 60% van de gebruikers effectief en werken vooral bij hevige langdurige depressies in plaats van milde depressies.
- Deze medicijnen dienen een aantal weken ingenomen te worden voordat er verandering merkbaar is en dient tot 6 maanden na afname van symptomen gebruikt te worden, om een terugval te voorkomen. Bipolaire mensen nemen hun leven lang om niet terug te vallen in een manie of depressie.
Je hebt een aantal grote groepen medicijnen:
- Selective Serotonine Reuptake Inhibiters (SSRIs): worden veel gebruikt, omdat ze weinig bijeffecten vertonen. Ze zijn veiliger bij een overdosis en beschermen de cliënt ook tegen comorbide stoornissen. De bijeffecten zijn voornamelijk misselijkheid, nervositeit, slaperigheid enz. Ze kunnen voor manische symptomen leiden bij bipolaire mensen en voor suïcidale gedachten bij kinderen en adolescenten.
- Selective Serotonine-Norepinephrine reuptake inhibitors (SNRI's): hebben zowel op noradrenaline als serotonine invloed, wat zorgt voor een betere preventie tegen terugval en meer bijeffecten.
- Bupropion a Norepinephrine-dopamine reuptake inhibitor: beïnvloedt noradrenaline en dopamine. Het wordt vooral gebruikt tegen 'hunkeren naar' en gaat de seksuele disfunctie bijeffecten tegen.
- Tricyclic Antidepressants: is één van de eerste medicijnen tegen depressie, maar het wordt weinig gebruikt vanwege zijn vele bijeffecten. Het vermindert bijvoorbeeld je bloeddruk en kan fataal zijn bij een overdosis.
- Monoamine Oxidase inhibitiors: MAO's worden tegenwoordig ook minder gebruikt. Het vermindert de werking van deze neurotransmitters en zo de hoeveelheid van deze neurotransmitters in de synaptische spleet. De bijeffecten zijn behoorlijk gevaarlijk.
Naast antidepressiva nemen cliënten ook humeurstabletten.
Suïcide
- Suïcide is één van de drie grootste oorzaken voor de dood onder mensen tussen de 15 en 24 jaar.
- Suïcide is geassocieerd met depressieve stoornissen.
- Suïcide wordt beschreven als dood door verwonding, vergiftiging of verstikking waarbij er bewijs is dat de verwondingen zelf toegebracht zijn en er de intentie was om zichzelf te doden.
- In de VS zijn er 33.000 mensen per jaar die zelfmoord plegen. 3% van de populatie maakt een suïcidale poging en 13% denkt er wel eens over na.
Hierbij maakt het boek onderscheid tussen verschillende vormen van suïcide:
- Complete suïcide: dit eindigt met de dood
- Suïcidale pogingen: die wel of niet eindigen met de dood. Deze zijn vaker het geval dan complete suïcide.
- Suïcidale gedachten of ideevormingen,
De DSM-5 legt (in vergelijking met de DSM-4) meer nadruk op de kwetsbaarheid van mensen door mentale stoornissen die een vergrotende risicofactor zijn te specificeren en het voegt twee nieuwe condities toe voor verder onderzoek.
Dit zijn:
- Voorgestelde criteria voor een suïcidale gedragsstoornis
- Niet-suïcidale zelfverwonding.
Genderverschillen suïcide
- Twee tot drie keer vaker proberen vrouwen zelfmoord te plegen dan mannen.
- Vier tot vijf keer vaker lukt het mannen een complete suïcidepoging te doen.
- Mannen kiezen meer dodelijke manieren zoals vuurwapens.
- Vrouwen vergiftigen zichzelf vaker.
Etnische en culturele verschillen suïcide
- De hoogste suïcidecijfers vind je onder Europese Amerikanen. De Native-Amerikanen volgen daarop en de derde groep zijn de Afro-Amerikanen.
- Culturen die een geloof volgen waarin suïcide verboden is hebben de laagste suïcidecijfers.
- Onder homo- en biseksuele adolescenten is het suïcidecijfer twee tot zes keer zo hoog als onder heteroseksuele adolescenten.
Kinderen en adolescenten suïcide
- Suïcide komt wel voor onder kinderen, maar neemt flink toe tijdens de adolescentie.
- 17% van de adolescenten in de VS hebben suïcide serieus overwogen.
- 15% heeft een specifiek plan gemaakt om suïcide uit te voeren en meer dan 8% maakt eens een suïcidale poging waarin het in 2% van de gevallen lukt of medische hulp nodig is.
- De redenen dat de suïcidale cijfers onder adolescenten hoger liggen dan onder kinderen, is omdat zich andere psychopathologie ontwikkelt die gelinkt kan zijn aan suïcide. Ook hebben adolescenten meer toegang tot middelen om suïcide mee te plegen en zijn adolescenten al verder in hun denkvermogen en kunnen een suïcidaal plan opzetten.
- Net zoals bij volwassenen zijn de suïcidale pogingen hoger onder meisjes maar slagen jongens er beter in zichzelf te doden.
Studenten en suïcide
- 9% van de studenten heeft er over nagedacht suïcide te plegen sinds zij hebben deelgenomen aan het studentenleven.
- 1% heeft een suïcidale poging begaan.
- Helaas zoekt maar 20% van de studenten met suïcide-overwegingen hulp.
Ouderen en suïcide
- Europees-Amerikaanse mannen boven de 85 jaar vertonen de hoogste suïcide cijfers. Hierbij is er vaker sprake van beëindiging van het leven dan bij jongere mensen.
Redenen om zelfmoord te plegen onder ouderen:
- Het verlies van een geliefde
- Het niet meer willen leven met de pijn of lijden aan ziektes
- Het niet willen eindigen in een verpleeghuis
Er is een groter risico bij ouderen die een geschiedenis hebben van depressiviteit of andere psychologische problemen.
Nonsuïcidal self-injury (NSSI)
- Niet-suïcidale zelfbeschadigingsstoornis (self-injury): jezelf snijden, verbranden, prikken of op een andere manier verwonden zonder er aan dood te gaan.
- Dit komt vaak voor in de populatie,zo tussen de 13 en 45% heeft het ooit wel eens in zijn leven gedaan.
- Mensen die NSSI doen zijn een grotere risicofactor voor suïcide. Ze doen het, omdat pijn voelen en bloed zien kalmerend werkt en de spanning verlaagd. Ook krijg je er sociale aandacht mee.
- Het is lastig om suïcide echt goed te onderzoeken. Dit komt doordat het nog te weinig voorkomt om het goed te onderzoeken. Ook wordt er niet altijd een brief met nuttige informatie achtergelaten en hebben de nabestaanden een selectief geheugen over het slachtoffer.
Historisch perspectief op suïcide
- Freud dacht dat suïcide een uiting was van woede die niet op een ander geprojecteerd kon worden en daardoor eindigde in zelfmoord.
- Socioloog Emile Durkheim legde de focus op de mindset van mensen en hun redenen om suïcide te plegen.
Hij veronderstelde dat er drie soorten suïcide waren:
- De egoïstische suïcide: deze vorm wordt gepleegd door mensen die zich alleen voelen in een omgeving die hen geen steun biedt. Ze zijn geïsoleerd van de samenleving en hebben geen sociale contacten. Voorbeeld: een patiënt met schizofrenie die zelfmoord pleegt, omdat ze totaal geïsoleerd is van de samenleving.
- De anomische suïcide: deze vorm komt voor onder mensen die gedesoriënteerd raken door een enorme verandering in hun relatie met de gemeenschap. Voorbeeld een man die na twintig jaar zijn baan verliest en hierdoor verward is over zijn rol en waarde in de gemeenschap.
- De altruïstische suïcide: Hierbij plegen mensen zelfmoord omdat ze denken dat de gemeenschap hiervan profiteert. Voorbeeld: een Vietnamees kan zichzelf vermoorden om zo te protesteren tegen de oorlog.
Volgens Durkheim zal integratie binnen de gemeenschap en sociale banden met anderen de suïcide cijfers naar beneden brengen.
Oorzaken suïcide
- Psychologische stoornissen: ongeveer 90% van de mensen die zelfmoord pleegt heeft last gehad van een mentale stoornis waarbij depressie een zes keer zo grote risicofactor is en een bipolaire stoornis zeven keer. Eerdere suïcidale gedachten en gedragingen zijn een goede voorspeller voor latere suïcidale gedachten en gedragingen. Deze moeten dus ook behandeld worden, ook al spelen er andere psychologische problemen.
- Stressvolle levensgebeurtenissen: een varia van stressvolle levensgebeurtenissen kan een risicofactor zijn voor het plegen van zelfmoord of een poging tot. Vooral interpersoonlijk geweld - zoals seksuele mishandeling met als gevolg een traumatische ervaring - wordt sterk gelinkt aan suïcidale gedachten en pogingen. Het heeft namelijk niet alleen effect op mentale stoornissen, maar ook effect op het gehele leven van deze persoon. Een verloren liefde, scheiden of gescheiden van elkaar leven is ook gerelateerd aan suïcidepogingen of -succes. Ze willen de pijn dan eindigen die ze voelen, omdat ze zonder diegene moeten leven. Fysieke mishandeling door je partner is ook een voorspeller voor suïcidepogingen. Economische problemen, vooral armoede en fysieke pijn al aanwezig op jonge leeftijd, is ook gerelateerd aan suïcide (vooral epilepsie).
- Suïcidale besmetting: het lijkt zo te zijn dat zelfmoord gepleegd door een bekende of een ster besmettelijk kan werken. Dit fenomeen komt vooral voor onder adolescenten. De reden hiervoor lijkt suïcidale besmetting (contagion) te zijn. Mensen die zelfmoord gepleegd hebben worden nagedaan om ook zelfmoord te kunnen plegen. Het idee van zelfmoord is hierdoor acceptabeler geworden waardoor er een lager inhibitie niveau is om suïcidaal gedrag uit te voeren. Ook aandacht vanuit de media werkt besmettend. Sommige mensen vinden dit een aantrekkelijke manier om de wereld uit te treden. Wanneer twee of meer mensen zelfmoord (of pogingen) plaatsvinden die gerelateerd zijn - zoals op dezelfde middelbare school - dan kan er gesproken worden van een suïcidecluster.
- Persoonlijkheid en cognitieve factoren: een persoonlijkheidskenmerk die zelfmoord het best kan voorspellen is impulsiviteit. Het niet kunnen inhiberen van handelingen op een gewenste manier. Pas wanneer impulsiviteit samengaat met depressie. middelengebruik of leven in een omgeving die constant stressvol is, dan kan impulsiviteit als risicofactor optreden. De cognitieve variabele is hopelessnes. Het gevoel hebben dat je geen macht hebt over wat er in je leven gebeurt. De toekomst ziet er somber uit en er is geen manier om het positiever te maken. Hopelessness in combinatie met het gevoel hebben dat je bij niemand hoort of het gevoel hebben een last te zijn maakt de kans op suïcide groter.
- Biologische factoren: zelfmoord wat voorkomt in families. Wanneer een ouder een suïcidepoging heeft gedaan (met een depressie) is de kans zes keer zo groot dat hun kinderen ook een suïcidepoging begaan t.o.v. kinderen die 'alleen maar' depressieve ouders hebben. Een genetisch component die is gevonden is de link tussen suïcide en een laag niveau van serotonine.
Verschil preventie en interventie. En hoe kan je hulp bieden?
- Preventie is voorlichting geven over de risico's van suïcide en de stappen die genomen kunnen worden als men suïcidaal is of iemand kennen die suïcidaal is. De voorlichtingen worden voor grote groepen mensen georganiseerd en veel op scholen en in colleges gehouden. Er wordt verteld wat de cijfers zijn binnen de groep die luistert, wat de risicofactoren zijn en hoe je iemand kan helpen die suïcidaal is.
- Nadelen hiervan: ze triggeren niet alleen de 'normale' studenten, maar ook de studenten die veel risicofactoren bevatten voor het plegen van een suïcide.
Interventie bestaat uit twee componenten:
- Crisis intervention services: Deze service is aanwezig om suïcidale mensen te helpen om op korte termijn om te gaan met hun gevoelens en hun dan door te verwijzen naar mentale gezondheidsspecialisten voor hulp bij een langere periode. De crisis intervention counsellor kan een contract aangaan met de suïcidale persoon om geen suïcidepoging meer te plegen of te bellen wanneer er weer suïcidale gevoelens omhoog komen.
- Dialectual behaviour therapy (DBT): DBT is ontwikkelt om mensen met borderline te helpen die ook vaak suïcide plegen. De therapie focust zich op het managen van negatieve emoteis en het controleren van impulsief gedrag.
Medische hulp kan ook werken: vooral lithium. SSRI kan ook werken, omdat het de depressieve symptomen verlaagt. Let wel op bij kinderen en adolescenten waarbij SSRI het tegenovergestelde effect kan hebben.
Wapens en zelfmoord
- In de VS is er bij 53% van de suïcide gevallen een pistool betrokken. Vooral het langdurig hebben van een pistool in huis is een groot risicofactor.
Wat te doen als je vriend suïcidaal is:
- Neem de persoon serieus. Niet iedereen die zijn suïcidale gedachten uitspreekt pleegt ook suïcide maar mensen die suïcide plegen hebben dit meestal wel besproken met naasten.
- Ga hulp zoeken, bijvoorbeeld een bron van professionele mentale hulp.
- Uit je zorgen. Maak de persoon aan de andere kant van de telefoon duidelijk waarom je vriend suïcidaal is.
- Luister goed naar de suïcidale persoon en houd oogcontact.
- Vraag direct of je vriend al plannen heeft over hoe zelfmoord te plegen.
- Geef aan de persoon te begrijpen en tegelijk aan te geven hulp te halen of een reddingsplan te hebben.
- Zeg tegen de persoon dat dingen beter gaan worden. Benadruk dat suïcide een permanente oplossing is tot een tijdelijk probleem.
- Beloof niet aan de suïcidale persoon dat je het vertrouwelijk houdt. Vertel wat je moet vertellen aan de professionele hulp.
- Zorg dat medicatie, pistolen of andere middelen uit de buurt van deze personen zijn.
- Probeer de persoon in kwestie niet alleen te laten tot de nodige hulp verschaft is aan de persoon.
- Zorg voor jezelf na afloop van de situatie, door er bijvoorbeeld over te praten met een vriend.