Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
§2.1 Brede rivieren door oneindig laagland (De Rijn, de Maas, de IJssel en…
§2.1 Brede rivieren door oneindig laagland
De Rijn, de Maas, de IJssel en kleinere rivieren stromen vanuit het buitenland Nederland binnen
De Eems en de Westerschelde vormen beide een estuarium.
De Eems stroomt door Groningen en Drenthe en maakt dus deel uit van het
stroomgebied
Het
stroomstelsel
is de hoofdstroom plus alle zijtakken
De Rijn stroomt door zes landen. Deze landen worden de Rijnoeverstaten genoemd.
De grens tussen twee landen waar de rivier door heen stroomt heet de
waterscheiding.
Rivieren worden gevoed door het smeltwater van tientallen hooggelegen gletsjers en door neerslag.
De Rijn
Het lengteprofiel, het gebied waar de rivier stroomt, is onder te verdelen in de boven-, midden- en benedenloop
De Middenloop bestaat uit ondoorlatende leisteenafzettingen. De rivier moet zich door verschillende kloven persen.
De bovenloop. Je vindt hier vooral goed doorlatende zand- en kalkafzettingen. Het verval, het hoogteverschil langs een rivier is erg groot.
De benedenloop begint in Nederland en vindt door de rivierdelta zijn werg naar de zee.
Het verhang is het hoogteverschil in een rivier per kilometers
De maas heeft onderweg nog te maken met vertragingstijd. De vertragingstijd is de periode tussen de waterstand verhoging in een bovenstrooms gedeelte van een rivier en de te verwachten verhoging in een kwetsbaar benedenstrooms gebied.
In de Ardennen is het erg stenig en bebost waardoor het water toeneemt in de Nederlandse maas.
De rivier is diep waar de oever wordt uitgeschuurd en ondiep waar sediment wordt afgezet.
De rivier gaat het liefst zijn eigen weg (en het liefst rechtdoor) waardoor er hoefijzermeertjes ontstaan.
Het dwarsprofiel (als je de rivier vanuit de zijkant schrijft) is kenmerkend. In de zomer licht het water in het zomerbed met de zomerdijken er omheen. Bij hoger water licht het water in het winterbed tussen de winterdijken.
Er zijn verschillende manieren om het rivierwater af te voeren en de rivier beter bevaarbaar te maken.
Men kan bochten afsnijden, kribben langs de oever aanleggen en steenbestorting aanbrengen. Deze maatregelen maken onderdeel uit van kanalisatiewerkzaamheden. Kanalisatie wil zeggen dat een beek of rivier wordt rechtgetrokken en wordt voorzien van sluizen en stuwen.
Kribben zijn korte, stenen dwarsdammen die haaks op de oever worden aangelegd waardoor de rivier wordt versmald.
Stuwen dienen om de waterstand in de riviergedeelten tussen de sluizen in droge perioden op peil te houden.
Dijkverzwaring is het verhogen en verbreden van het dijklichaam. Een overstromingsramp verandert dan in een wateroverlast in plaats van een ramp.